Zijn esthetische voorkeuren schreeuwen om argumentatie.
Gisteren voer Thierry Baudet op De Dagelijkse Standaard uit tegen de standaarden die het artistieke establishment gebruikt om 'hedendaagse kunst' te waarderen. Lang verhaal kort: gezaghebbende kunstkenners durven of kunnen niet onderscheiden dat veel tegenwoordige artistieke uitspattingen niets waard zijn; ze herkennen niet dat de keizer geen kleren aanheeft. Ik ben het met Baudet eens. Enige probleem is dat ik op zoek naar argumenten.
Laten we de hedendaagse schilderkunst als voorbeeld nemen. Baudet presenteert de grap die de steenrijke Parijzenaar Philippe en zijn verzorgende vriend Driss uithalen in Les Intouchables, als exemplarisch voor de kunstkliek anno 2014. Je kunt rommel verkopen als kunst, want de kunstpausen zien het toch niet.
Baudet noemt niet bijzonder vaak voorbeelden van nepkunst, maar hij heeft - terecht - een hartgrondige hekel aan de pindakaasvloer van oplichter Wim T. Schippers. Roger Scruton zal Baudet hebben geleerd dat Tracy Emins 'My Bed' ook afkeer dient op te roepen. Wederom terecht. Maar wat vindt de knappe filosoof nu eigenlijk van het werk van bijvoorbeeld Barnett Newman? Het zou kunnen dat ik niet goed genoeg gezocht heb, maar ik weet het niet. Afgaand op Scruton, zal Baudet schilders als Newman en De Kooning afwijzen ten faveure van bijvoorbeeld Edward Hopper.
Vaststaat dat Baudet een aversie heeft tegen de 'stippen en strepen' die we op de doeken in bijvoorbeeld Tate Modern aantreffen. Volgens hem is dat soort kunst van schoonheid verlaten en kan het daarom eigenlijk geen kunst genoemd worden. Maar schoonheid als criterium voor kunst, kan niet uitsluiten dat een kunstenaar 'die maar wat aanrommelt' geen toevalstreffer schiet en schoonheid creëert. Als we dat willen uitsluiten, is kunst pas kunst als het een schoon product is van de intentie iets schoons te maken. Kunst als intentionele schoonheid.
Dat lijkt een alleszins comfortabele positie die Botticelli, Rembrandt, El Greco, Monet en natuurlijk Hopper precies manoeuvreren waar we ze willen hebben: in de categorie kunst. Maar wat doen we dan met Goya en zijn Zwarte Schilderijen? Van schoonheid lijkt geen sprake te zijn, misschien zelfs niet van de intentie daartoe. Saturnus die zijn zoon verslindt, is gruwelijkheid verbeeld. Maar of het schoon is, waag ik te betwijfelen. Toch twijfel ik er geen moment aan dat Baudet het werk van Goya als kunst ziet, zoals de traditie dicteert.
Maar vanwaar dan de aversie tegen stippen en strepen? Ze zijn inderdaad van schoonheid gespeend, maar lelijk zijn ze ook niet. Veel van de zwarte schilderijen zijn dat wel. Om te voorkomen dat we Goya naar dezelfde hel moeten verbannen als Newman, moet er filosofisch-esthetisch werk verricht worden. Het criterium van: kunst is kunst dan en alleen dan als er sprake is van intentionele schoonheid, blijkt te exclusief. Ik hoop dat Baudet eens werk maakt van dat soort broodnodige filosofie. Hoe dan ook, aanstaande zaterdag bespreek ik Baudets esthetische opvattingen - voor zover ik die heb kunnen reconstrueren - en concludeer dan dat het niet alleen schoonheid is, die hij mist.