Banken en bankiers liggen onder vuur. Er is brede consensus. Ze hebben er een puinhoop van gemaakt en het is tijd voor verandering.
Vandaag, 6 februari 2014 debatteert de Tweede Kamer over het bankwezen. De belangrijkste vraag is of banken nu wel of niet onderworpen moeten worden aan hogere kapitaaleisen. Een hogere kapitaaleis betekent dat een bank een groter deel van de activiteiten met eigen vermogen moet financieren. Dit heeft evidente maatschappelijke voordelen. Met meer eigen vermogen is er een grotere buffer om verliezen op te vangen. De belastingbetaler hoeft minder snel bij te springen om een bank in problemen overeind te houden en spaarders te redden. Het verkleint de kans dat individuele banken omvallen en verlaagt de kans op een systeemcrisis. De regering zou Nederlandse banken een minimumkapitaaleis van 4% van het balanstotaal willen opleggen. Dat is strenger dan de Europese afspraken die vooralsnog uitgaan van een kapitaaleis van 3%.
Buiten de kamer woedt de discussie over kapitaaleisen al langer. Academici stellen klip en klaar dat banken een veel groter deel van de activa met eigen vermogen moeten financieren. Internationaal het meest prominent zijn Anat Admati en Martin Hellwig. Zij publiceerden het invloedrijke boek The Bankers New Clothes. Hierin stellen ze dat banken voor minstens 20% met eigen vermogen moeten worden gefinancierd. Een stuk straffer dus dan wat Jeroen Dijsselbloem in gedachten heeft.
Bij banken werkzame economen verwerpen die in hun ogen eenzijdige benadering. Een uniforme kapitaaleis voor alle banken doet in hun ogen geen recht aan de verschillen die er tussen de banken bestaan wat betreft de risicograad van hun activiteiten. De mate waarin activiteiten met eigen vermogen zou moeten worden gefinancierd zou moeten afhangen van wat voor soort leningen en andere beleggingen banken hebben uitstaan. Bankiers zien meer in risico-gewogen kapitaaleisen, terwijl de door het kabinet beoogde 4% een ongewogen norm is. Tevens stellen ze, dat hogere eisen de kredietverstrekking zal verminderen en dus een remmende werking zal hebben op het prille economisch herstel.
Dit laatste argument wordt door velen met hoongelach begroet. Die domme bankiers lijken volgens criticasters niet te begrijpen dat eigen vermogen geen zak geld is die ze als buffer in de kluis moeten laten staan. Geld van aandeelhouders of van obligatiehouders en spaarders, zo luidt de mantra, het kan allemaal worden uitgeleend. Uiteraard is dit volkomen waar. Maar met deze constatering toon je vooral dat je iets van boekhouden begrijpt. Het gaat voorbij aan andere aspecten. Banken kunnen namelijk ook kredieten verstrekken zonder dat daar daadwerkelijk aangetrokken vermogen tegenover staat. Dit is de geldscheppende functie van banken. Stel dat we voor maximale zekerheid de kapitaaleis op 100% zetten. Banken kunnen dan alleen uitlenen wat ze aan aandelenkapitaal hebben opgehaald. De geldscheppende ruimte is nu nul en daarmee de ruimte om kredieten te verlenen beperkt. Als banken hun eigen vermogen moeten laten groeien, dan zal het tijd kosten voor er een nieuw evenwicht is bereikt. In de overgangsperiode beperkt dit de groei van de actiefzijde van de balans en daarmee dus de ruimte voor nieuwe kredieten. Er zijn empirische studies die dit bevestigen. Daarnaast gaat het gepaard met een stijging van de leenrentes. Deze effecten treffen vooral kleinere bedrijven omdat deze weinig alternatieven hebben voor financiering door banken.
Er lijken dus, zeker op korte termijn, maatschappelijke kosten verbonden te zijn aan het verhogen van de kapitaaleisen. Natuurlijk zou je de overgangsperiode zo kort mogelijk kunnen houden door banken te dwingen onmiddellijk zoveel extra aandelen te plaatsen als nodig is. Laat de aandeelhouders gewoon bijlappen zegt bijvoorbeeld hoogleraar economie Sweder van Wijnbergen. Klinkt leuk, maar wie zijn dat dan, die aandeelhouders die we even kunnen vragen om een extra storting? Dat zijn natuurlijk gewoon beleggers die keuzes maken aan welke organisaties en onder welke voorwaarden ze vermogen willen verstrekken. En als een groter deel van dat vermogen als aandelenkapitaal in banken wordt gestoken, dan resteert voor een individuele belegger minder ruimte om iets anders te doen. Op papier natuurlijk geen probleem maar het betekent wel een verschuiving in beleggingsportefeuilles die ook organisaties gaat raken waar vermogen aan onttrokken wordt. Natuurlijk is het aanbod van vermogen, zeker op langere tijd geen constante. Als iemand mij kan vertellen hoe op korte termijn rimpelloos tientallen miljarden aan nieuw eigen vermogen kan worden opgehaald dan hoor ik dat graag maar het lijkt me wat te optimistisch. Dat zal toch betekenen dat er minder vermogen naar ander waardepapier kan gaan. Maar heeft de Rabobank niet laten zien dat banken wel degelijk snel en makkelijk extra kapitaal kunnen ophalen zoals hoogleraar Arnoud Boot onlangs suggereerde? Nee, de Rabo heeft slechts bestaande stukken aan de beurs laten noteren. Dat er belangstelling is voor die stukken is verheugend, maar van extra kapitaal ophalen was vooralsnog geen sprake.
Het simpelste zou eigenlijk zijn om per decreet onmiddellijk een deel van het vreemd vermogen van de banken tot eigen vermogen te bestempelen. Een gedwongen conversie. Bij juridische onhaalbaarheid van deze optie en de problemen van grootschalige emissies, is het inhouden van winsten als middel om het eigen vermogen te versterken de meest logische weg.
Ik ben zeker niet tegen hogere buffers voor banken. Dat de lange termijn baten groter zijn dan de korte termijn overgangskosten is heel aannemelijk. Maar het kan geen kwaad eens te luisteren naar andere geluiden dan die van het academische kamp. Bankiers zijn niet de meest geliefde bevolkingsgroep maar we zullen toch met ze verder moeten. In die zin is het nuttig dat bijvoorbeeld Wilfred Nagel, Chief Risk Officer bij de ING, zich nadrukkelijk in het debat heeft gemengd. Hij heeft laten zien dat bankiers toch best iets zinnigs te melden kunnen hebben. De discussie over banken en kapitaaleisen is te complex om alleen aan academici en politici over te laten.
Ewoud Jansen, Econoom en publicist, Twitter: @ewoudjansen