Op 14 januari bezocht ik een minisymposium Werken Zonder Zekerheid in het Trippenhuis aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal. Daar huist de deftige Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), maar ik waande me weer terug in de jaren zeventig, in een gezelschap radencommunisten en ander revolutionair volk. Wat niet gek was, want het symposium ging uit van het Internationaal Instituut van Sociale Geschiedenis (IISG), van oudsher een bolwerk van links cultureel erfgoed. Vooraf had ik een symposium in gedachten over arbeidsverhoudingen waarin geen plaats meer is voor vaste banen en de middenklasse in toenemende bestaansonzekerheid komt te verkeren. Maar ik had door de toevoeging 'over de historische uitzonderlijkheid van het West-Europese sociale stelsel' beter moeten weten. Links, althans dit links, is nog steeds bezig de Thatcher-revolutie en de ondergang van het Sovjetcommunisme te verwerken en leeft nog met begrippen uit de marxistische tijd. Niet dat het oude marxistische begrippenapparaat, dat verondersteld werd wetenschappelijk te zijn, nog expliciet wordt gebruikt. Dat is met de 'dood van Marx' ondergronds gegaan. Maar de analyses zijn nog hetzelfde en je hoort nu
newspeak over 'marktfundamentalisme' en 'neoliberalisme'. Iedereen in de zaal scheen precies te weten wat daaronder moet worden verstaan, waardoor ik me al snel buitenstaander voelde. Al was daar ook die wonderlijke herkenning van vroeger, toen ik nog geschiedenis studeerde en dit de sfeer bij 'sociaal-economische' was. Daar lag de nadruk heel marxistisch op de geschiedenis van het industriële tijdperk en de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Ook de naam
Immanuel Wallerstein viel weer, toen een theoreticus over het wereldsysteem en nu ook bekend als 'andersglobalist'. Zijn ideeën doen denken aan het centrum-periferiemodel van
Andre Gunder Frank die elke socioloog en cultureel-antropoloog in de jaren zeventig in zijn pakket had zitten. Sociologen en politicologen meenden toen meer verstand van economie en kapitalisme te hebben dan economen en kapitalisten zelf. Die sfeer dus. Ik was vergeten dat dit nog bestaat. De vooruitgang is bij de menswetenschappers ergens in de jaren tachtig blijven steken.
Wat niet wil zeggen dat een blik in historisch perspectief op de ontwikkeling van de verzorgingsstaat oninteressant zou zijn. Het boek
Zorg en de Staat (1989) van
Abraham de Swaan is een klassieker en als spreker wees hij erop dat de verzorgingsstaat, die volgens zijn definitie ook in Noord-Amerika bestaat (waardoor West-Europa dus niet zo historisch uitzonderlijk is), een taai leven leidt en helemaal niet aan het verdwijnen is. Wel spreekt hij van de 'veronzekering' van het bestaan, waar een andere spreker,
Marcel van der Linden, het over de 'precarisering' van de arbeidsverhoudingen had. De derde spreker, de onverwoestbare
Jan Breman, doet nog steeds veldonderzoek in India en Bangladesh. Wat mij als historicus voor hem inneemt, want dit is de ware, onmodieuze
spirit die in elk geschiedonderzoek hoog gehouden moet worden. De Swaan en Breman verschilden van mening over de vraag of er vandaag nog slavernij voorkomt. Breman vond van wel, waarbij hij op de schuldpositie van mensen wees, die daardoor totaal afhankelijk zouden zijn van de grillen van hun bazen en opdrachtgevers en slechts hun arbeidskracht konden verhuren.
Voor eigentijdse ontwikkelingen als het zzp-schap moet je niet bij dit gezelschap zijn, daar begrijpen ze niets van. Iedereen die geen vaste baan heeft, wordt als zorgwekkend geval gezien. Ook over het 'volkskapitalisme' en de bevordering van het eigen woningbezit, de belangrijkste sociale vernieuwingen sinds de Thatcher-revolutie, wordt gesproken alsof het hier om een misdadige truc van rechtse politici, banken en hypotheekverstrekkers gaat. Op dit symposium heerste het onvervalste 1 procent tegenover de 99 procent, waarbij de 1 procent ook nog werd onderverdeeld in 0 procent met allerlei cijfers achter de komma. Ambtenarij of een topzware staat was er geen probleem, flexibele arbeidskrachten en dagloners die wereldwijd de lonen drukken wel. Er waren ook stemmen die meenden dat de positie van de werknemers en hun vertegenwoordigers enorm was verzwakt door de ondergang van het Sovjetcommunisme, waardoor 'het kapitalisme' (ook wel: 'neoliberalisme') geen tegenspel meer had. De angst voor een opstandig proletariaat en een wereldrevolutie was er niet meer, waardoor de graaiers nu ongeremd hun gang kunnen gaan. Occupy Wall Street is machteloos tegenover het flitskapitaal dat zich in nanoseconden over de wereld beweegt.
Niemand gelooft nog echt in het plansocialisme, ook de plansocialisten zelf niet. Maar wel zou je kunnen zeggen dat de 'planmatigheid' sinds de ommezwaai onder Reagan en Thatcher is verschoven van de staat naar individuele burgers, die nu geacht worden zelf voor hun leven verantwoordelijk te zijn en hun eigen broek moeten ophouden. Dat laatste was natuurlijk altijd al het geval voor de meeste wereldbewoners, die puur voor het eigen overleven vochten. Maar de middenklasse van wie de economische vooruitgang moet komen onderscheidt zich juist door uitstel van de directe behoeftenbevrediging en een eigen carrièreplanning door investering in onderwijs en particulier vermogen. Baanzekerheid hielp daarbij. Wie een vaste baan heeft, krijgt makkelijker een hypotheek, kan zijn kinderen laten studeren, heeft een echtgenote meer te bieden en kan zijn eigen levensloop (inclusief oudedagsreservering) beter overzien. Weliswaar geldt 'je eigen broek ophouden' als toppunt van burgerlijke verantwoordelijkheid, maar we moeten ook zienm dat het hele overheidsbeleid op dit waardenpatroon is afgestemd en een burgerlijke regelmaat tracht te bevorderen. Daarop is de hele maatschappelijke orde gebouwd en stemmen investeerders hun plannen af. Het plansocialisme mag dan wel van zijn voetstuk zijn gevallen, maar het middenklassebestaan is een cursus 'zelfplanning' van de wieg tot het graf. Wie daar niet aan mee kan doen, valt buiten de orde.
Mij lijkt dit in toenemende mate een probleem, want dit burgerbestaan is gebouwd op life time employment, op het idee dat er altijd weer nieuwe (liefst vaste) banen voor gedisciplineerde mensen zijn. Maar juist die baan voor het leven is er volgens vele economen in de toekomst niet meer. Mensen moeten veel flexibeler worden, en steeds weer in zichzelf investeren en zichzelf heruitvinden. Ik geloof daar niet in, althans ergens moet een grens zijn aan al die flexibiliteit. Het is onzin om te denken dat mensen boven hun vijftigste nog een heel nieuwe carrière kunnen of willen volgen, tenzij je reikhalzend naar demotie uitkijkt of (iets waarschijnlijker) genoeg hebt van je oude werk. Banken zullen ook minder makkelijk hypotheken verschaffen als het middenklassebestaan minder veilig en minder afgeschermd wordt. Scholen weten niet meer wat voor opleidingen ze moeten aanbieden, overheden kunnen minder op vaste belastinginkomsten rekenen en ga zo maar door. Dat zal ook (negatieve) consequenties hebben op de toekomstige economische groei.
Omgekeerd zou het ook zo kunnen zijn dat landen met een minimum aan sociale zekerheid stabieler zijn en altijd beter presteren dan landen met een economie die minder gereguleerd is en meer door booms en busts wordt geplaagd. Op zich is dit geen spectaculair inzicht en weten we dit allang. Op alle lijstjes van best presterende economieën scoren de Scandinavische landen hoog, hoewel zij minder voldoen aan de eisen van het Angelsaksische paradigma dat marktgericht is en maximale flexibiliteit voorschrijft. Denk dus niet dat we beter af zijn zonder staat en zonder politieke herverdeling, juist anti-etatisten zijn de nieuwe utopisten. Hoogontwikkelde economieën worden gekenmerkt door veel overheidsinmenging en veel planning op elk niveau. Ook planning voor en door 'vrije individuen'. We zijn allemaal Ikea-mensen, en als we dat niet zijn hebben we een probleem. Dat is de hedendaagse realiteit en die is in toenemende mate worldwide.
Anders en in meer marxistische termen gezegd: de verburgerlijking van het proletariaat is nog steeds de beste voorwaarde voor een planmatig volkskapitalisme naar eigen inzicht. Alleen moeten we dat 'eigen inzicht' niet overdrijven. De meeste mensen, van China tot Mexico, willen nog steeds huisje, boompje beestje. Daar hoort een vaste baan bij, anders wordt iedereen heel erg zenuwachtig. Vooral die keurige middenklasse-burgers die voor de hele wereld model staan en voor beleidsmakers en adverteerders zo fijn regelmatig, sociaal, conformistisch en voorspelbaar zijn. Werken zonder zekerheid is voor niemand een aantrekkelijk perspectief. Zeker niet voor mensen die het nu allemaal dik voor elkaar hebben en die status als hun vanzelfsprekende eigen verdienste zien. Die burgerlijke zekerheden staan door een sterk toegenomen mondiale concurrentie op de tocht, en het is hoog tijd dat rechts daar meer en véél kritischer over gaat nadenken. Want ook op dit punt heeft links weinig nieuwe (laat staan inspirerende) ideeën in de aanbieding.