De nieuwe burgemeester van de grootste stad van Amerika wil afrekenen met twintig jaar rechts beleid.
De Democraat Bill de Blasio werd vorige maand met meer dan 70 procent van de stemmen gekozen om het ambt over te nemen van Michael Bloomberg, de miljardair die twaalf jaar lang New York regeerde. Zijn verkiezing is niet de eerste van een uitgesproken linkse kandidaat. Eerder won de bijna socialistische Elizabeth Warren een senaatszetel namens de staat Massachusetts. Zij wordt gezien als een mogelijke tegenkandidaat van Hillary Clinton in de Democratische voorverkiezingen voor het presidentschap.
De Blasio had weinig concrete voorstellen. Hij pleitte voor een belastingverhoging voor inwoners van de stad die meer dan 500.000 dollar per jaar verdienen en wil de kinderopvang gratis maken. Ook belooft hij een einde te maken aan het zogenoemde stop and frisk-beleid van de New Yorkse politie. Die kan zonder bijzonder veel aanleiding inwoners staande houden en fouilleren. Blanke New Yorkers ondervinden er weinig last van. Het zijn zwarten en Latino's die doelwit zijn. Dat relatief meer zwarten en Latino's misdaden plegen heeft daar waarschijnlijk iets mee te maken, maar De Blasio vindt het toch discriminerend.
Bloomsbergs loco-burgemeester Howard Wolfson karakteriseerde het voorgestelde beleid van De Blasio als een "U-turn back to the 70s." Indertijd ging de miljoenenstad gebukt onder hoge schulden, lage groei en oplopende criminaliteit. Het waren de conservatieve Democraat Ed Koch en later de Republikein Rudy Giuliani die als burgemeesters de stad op orde moesten brengen na decennia links wanbeleid. De New Yorkse kiezer heeft blijkbaar weinig van het verleden geleerd.
Probleem is dat de kiezers die warmlopen voor linkse populisten als De Blasio en Warren de jaren zeventig niet hebben meegemaakt. Het zijn vooral jonge Amerikanen die een progressiever beleid voorstaan.
Peter Beinart schreef in september een lang artikel voor
The Daily Beast waarin hij uitlegde dat de huidige generatie twintigers meer van de overheid verwacht dat hun ouders, die opgroeiden toen Ronald Reagan en Bill Clinton president waren. De eerste rekende af met de naoorlogse linkse consensus en zette de markt centraal. Volgens Reagan was de overheid niet de oplossing voor elk sociaal probleem. Sterker, de overheid maakte de problemen dikwijls erger. Clinton gaf hem gelijk en zocht een "Derde Weg" tussen de markt en de sociaal-democratie. "
The era of big government is over," zei hij in 1996.
De financiële crisis en voortdurende economische malaise hebben jongeren echter aan het denken gezet. Zij zien vooral een overheid die er niet in slaagt 'Wall Street' aan banden te leggen en hen nauwelijks helpt. Het zijn de ouderen die van de Amerikaanse verzorgingsstaat profiteren in de vorm van pensioenen en gratis gezondheidszorg. Jongeren, daarentegen, kampen met enorme schulden, want goed onderwijs is in Amerika peperduur, en kunnen vaak geen aanspraak maken op belastingvoordelen, een werkloosheidsuitkering of voedselhulp.
Dit alles heeft volgens Beinart een "duidelijk intragenerationeel debat" vormgegeven. Niet alle twintigers zijn links, maar de contouren waarbinnen wordt gesproken over marktwerking en overheidsingrijpen zijn wel degelijk naar links opgeschoven. Jongeren respecteren de "ideologische grenzen waar de Amerikanen aan gewend zijn geraakt" niet meer.
Uit opiniepeilingen komt een verontrustend beeld naar voren dat Beinarts these sterkt. In 2010 wilde maar liefst twee derde van de Amerikanen onder de dertig een
grotere overheid, een verschil van 25 procent ten opzichte van Amerikanen boven die leeftijd. Bijna de helft van de Amerikaanse jongeren heeft een
positieve mening over het socialisme. Zij willen hogere belastingen, vooral voor de rijken, strengere regels voor bedrijven, vooral banken, 'gratis' gezondheidszorg voor iedereen en goedkoper onderwijs. Ook zijn zij als politiek correcte, 'post-raciale' kosmopolieten maar wat bereid voor een zwarte presidentskandidaat te stemmen, ook al hebben ze geen idee waar hij eigen voor staat, of een weliswaar blanke burgemeester die wel met een zwarte vrouw is getrouwd.
De Blasio, nog meer dan president Barack Obama, vertegenwoordigt bij uitstek deze nieuwe progressieve beweging. Dat het verre van duidelijk is hoe hij precies zijn utopische socialisme in New York gaat bewerkstelligen, deert zijn achterban blijkbaar weinig, noch wat de gevolgen zullen zijn van een anti-kapitalistisch beleid in de hoofdstad van het kapitalisme.
New York is weliswaar enorm, maar het is maar een stad. De komende jaren zullen we zien of de 'De Blasio's' erin slagen de Democratische Partij van binnenuit over te nemen. Lukt ze dat, dan zou Amerika wel eens een tweede Progressive Era te wachten kunnen staan, met alle etatistische en paternalistische maatregelen van dien.