Een van de belangrijkste Amerikaanse bondgenoten in het Midden-Oosten is het getwijfel van president Barack Obama zat.
Gisteren kondigde het hoofd van de Saoedische inlichtingendienst een "verschuiving" aan in de betrekkingen tussen zijn land en de Verenigde Staten. Zonder duidelijk te maken wat die verschuiving precies inhoudt, zei prins Bandar bin Sultan tijdens een overleg met Europese diplomaten dat "Saoedi-Arabië niet meer in een situatie wil verkeren waarin het afhankelijk is." De Amerikanen treden volgens hem niet hard genoeg op in Syrië, waar al drie jaar lang een burgeroorlog woedt. Ook maken zij zich zorgen over de Amerikaanse toenadering tot Iran en nemen zij het de regering van Obama kwalijk dat het in 2011 geen steun uitspraak voor het Saoedische optreden in Bahrein. Het koninkrijk schoot destijds zijn kleine buur te hulp toen daar een sjiitische opstand uitbrak.
Vorige week weigerden de Saoediërs om dezelfde redenen een zetel in de VN-Veiligheidsraad.
Saoedi-Arabië is na Israël de belangrijkste Amerikaanse bondgenoot in het Midden-Oosten. De Verenigde Staten zijn minder afhankelijk geworden van olie uit de regio, maar als grootste olie-exporteur ter wereld oefent het koninkrijk nog altijd grote invloed uit op de wereldwijde olieprijs. Zo vergrootte het de uitvoer toen Westerse landen Iran economische sancties oplegden en deed het dat wederom toen diezelfde landen in 2011 Libië binnenvielen. De Saoediërs hebben er namelijk geen belang bij dat de olie te duur wordt. Anders zouden ontwikkelde landen wel eens over kunnen stappen op alternatieve energiebronnen.
De Amerikanen en Saoediërs delen nog een ander belang: voorkomen dat Iran te machtig wordt. De Amerikanen hebben zich sinds de val van de sjah in Iran aan de kant van de soennitische mogendheden in het Midden-Oosten geschaard. Iran is niet alleen in strategisch opzicht de aartsvijand van Saoedi-Arabië. De landen hebben ook een religieus geschil. De Saoedische koning ziet zichzelf als de beschermheer van soennieten wereldwijd en hangt een strenge interpretatie van de Islam aan: het wahabisme. De Iraniërs zijn sjiieten en zien zichzelf als de voorhoede van een islamitische revolutie. Zij steunen de terreurbeweging Hezbollah, die vooral strijd voert tegen Israël, maar ook sinds begin dit jaar meevecht aan de kant van het leger van de Syrische president Bashar Assad. De Saoediërs steunen juist de oppositie in Syrië, omdat die vooral uit soennieten bestaat.
Obama riep Assad al vroeg in de opstand op te vertrekken, maar heeft zijn dreigementen vooralsnog weinig kracht bijgezet. De Amerikanen schijnen wapens te leveren aan het Syrische verzet en trainen ook Syrische oppositiestrijders in Jordanië, maar van een grootschalige interventie zal het hoogstwaarschijnlijk niet komen. Saoedi-Arabië betreurt dat.
Het koninkrijk was al niet blij met de Amerikaanse steun voor de "Arabische Lente." Zo deed Obama begin 2011 niets om de Egyptische president Hosni Moebarak te redden, een andere belangrijke soennitische bondgenoot van de Amerikanen. De Saoediërs vreesden dat de islamisten in zijn land de macht zouden grijpen en aldus geschiedde: de Moslimbroederschap won de verkiezingen. De Saoedische prinses moeten niets van deze organisatie weten. Ze waren dan ook maar wat blij toen eerder dit jaar het Egyptische leger de macht overnam en beloofden onmiddellijk geld over te maken om de generaals te helpen. De Amerikanen
draaiden de geldkraan eerder deze maand juist dicht.
Obama laat oude bondgenoten in de kou staan. Wat geen verbazing mag wekken. Al in 2002 liet hij zich laatdunkend uit over "onze zogenaamde bondgenoten" in het Midden-Oosten en zei hij het hoog tijd te vinden dat "de Saoediërs en de Egyptenaren ophouden hun eigen mensen te onderdrukken." Dat de twee landen na de aanslagen van 11 september belangrijke bondgenoten werden in de strijd tegen moslimterrorisme vond de Democraat blijkbaar minder belangrijk.
Dat was allemaal tot daaraan toe, maar nu lijkt Obama ook nog eens bereid de banden met Iran aan te halen. Voor het eerst in dertig jaar tijd sprak een Amerikaanse president met zijn Iraanse tegenpool over de telefoon. De Amerikanen hopen dat de nieuwe Iraanse leider Hassan Rouhani 'gematigd' is en het tot een akkoord kan komen over zijn lands kernprogramma. De Saoediërs zien dat helemaal niet zitten. Zij vertrouwen de Iraniërs voor geen meter.
Probleem is dat Saoedi-Arabië weinige andere vrienden heeft. Bandar mag dan een "verschuiving" willen zien in de buitenlandse betrekkingen van zijn land; geen andere grootmacht is bereid of bij machte het koninkrijk te hulp te schieten.
De Saoediërs blijven ook gewoon wapens komen van de Verenigde Staten. Eerder deze maand kondigde het Amerikaanse ministerie van Defensie nog aan voor iets meer dan 10 miljard dollar aan geavanceerde wapensystemen aan de arabieren te zullen verkopen. In totaal gaat het om een pakket van zo'n 60 miljard dat over een periode van meerdere jaren is uitgestreken.
De gehele Saoedische krijgsmacht bestaat uit Amerikaanse wapens. Als er iets kapot gaat of vervangen moet worden, hebben ze Amerikaanse reserveonderdelen nodig. Nieuwe wapensystemen moeten op bestaande systemen worden afgestemd, wat een stuk makkelijker gaat als alle wapens door dezelfde grote Amerikaanse fabrikanten zijn geleverd. Het is onpraktisch om daar plots Russische gevechtsvliegtuigen of Chinese raketten aan toe te voegen.
De grote woorden van prins Bandar, die sowieso bekend staat als een uitgesproken havik, moeten dan ook met een korreltje zout worden genomen. Saoedi-Arabië is zonder meer teleurgesteld in de huidige Amerikaanse regering. De twee landen zijn het over weinig regionale kwesties eens. Maar de voorgestelde "verschuiving" in de Saoedische buitenlandse politiek laat nog wel even op zich wachten.