Het europroject is mislukt. Een van de belangrijke redenen is dat Europa één lichaam is met meerdere zielen: de federale ziel, die één sterk centraal Europees gezag wil waar nationale overheden zich niet aan kunnen onttrekken, versus de nationale ziel die wil dat Europa ondergeschikt blijft aan de nationale belangen. Kenmerkend voor veel belangrijke besluiten in de EU is dat deze tegengestelde voorkeuren toch op een of andere manier verzoend worden. Waterige compromissen zijn het resultaat die vooral tot ongelukken leiden, met de euro en het Europese begrotingspact als meest sprekende voorbeelden.
Neem het begrotingspact. Er waren wel Europese regels (federalisme), maar er was geen centrale controle op de naleving (nationalisme). De naleving werd in onderling overleg tussen regeringsleiders geregeld. Daar kwam geen enkele naleving uit voort, maar een soort gedoogbeleid dat wij in Nederland ook zo goed kennen.
Economen hebben niet een vruchtbare oplossing voor de eurocrisis weten te bieden. De economie heeft van de serieuze wetenschappen, laten we zeggen van de wetenschappen waar een Nobelprijs voor bestaat, zo ongeveer de meeste pretenties, maar kan de minste resultaten overleggen. Toen de kredietcrisis in 2008 uitbrak in de VS en van daaruit over de hele wereldeconomie uitwaaierde, wisten economen niet wat hun overkwam. Een wereldwijde recessie die voortkwam uit het inzakken van de woningmarkt in de VS, wie had daar nu aan gedacht? De meeste economen niet. Ook op de Europese schuldencrisis hadden de economen even geen antwoord. Dat duurde overigens niet lang: na een korte stilte barstte weer een kakofonie van aanbevelingen door economen los. Zoals gebruikelijk waren de aanbevolen oplossingen allemaal verschillend. Interessant was dat de economen die wel eens bij een minister over de vloer kwamen, min of meer de officiële doctrine steunden: de schuldencrisis moest worden opgelost door de eurozone in stand te houden, waarbij alle landen de broekriem moesten aanhalen. Sommige van die gezagsgetrouwe economen beweerden dat het opbreken van de euro tot grote welvaartsverliezen zou leiden. Een collega van mij noemde daar zelfs een bedrag bij: 10.000 miljard euro. Waar hij dat bedrag vandaan haalde was mij niet duidelijk, maar wel duidelijk is dat het in stand houden van de euro ook tot grote kosten leidt die misschien zelfs groter zijn.
Met de euro blijft de EU in het algemeen en Nederland in het bijzonder in een recessie hangen. De Zuid Europese landen moeten door een inzakkende economische ontwikkeling, te hoge overheidstekorten en tekorten op de lopende rekening van hun betalingsbalans steeds meer lenen om hun hoofd boven water te houden. Of die leningen ooit weer terugbetaald zullen worden, weet geen mens. Zelfs als de zondaars tegen de begrotingsregels zich alsnog aan de afspraken zouden willen houden, zal het moeilijk worden om al deze schulden af te lossen. Deze landen zijn inmiddels economisch zo ver afgegleden dat er nauwelijks nog mogelijkheden bestaan om zowel hun economie als hun overheidshuishouding op orde te brengen. Bezuinigingen in deze landen zijn noodzakelijk om aan het EU begrotingspact te kunnen voldoen, maar verdiepen ook direct de recessie in die landen waardoor er minder belastingen de overheidskas invloeien en het begrotingstekort weer toeneemt. Iedere bezuiniging zorgt er voor dat de oplossing van de eurocrisis verder uit het zicht raakt. Dat geldt overigens niet alleen in de zuidelijke landen, maar zeker ook in de sterkere economieën in het noorden.
Het basisprobleem van de EU is dat de Zuid Europese economieën te zwak zijn in vergelijking met de Noord Europese economieën, maar dat door de euro de prijzen zich daar niet bij hebben aangepast. Zuid Europa is te duur en Noord Europa is te goedkoop. Daarom exporteert het noorden te veel en het zuiden te weinig. Het zuiden krijgt daardoor een steeds grotere schuld aan het noorden. De noordelijke economieën zouden natuurlijk ook een stimulerend beleid kunnen voeren door overheidsbestedingen op te voeren en salarissen te laten toenemen, maar daar bestaat onder de desbetreffende regerende coalities vrijwel geen steun voor. Een andere oplossing is dan om alle prijzen en salarissen in het zuiden te verlagen zodat de Zuid Europese producten weer aantrekkelijk worden voor Noord Europa. Dat is wat nu ook geprobeerd wordt. Binnen de euro is het echter onmogelijk om dat op een manier te doen die in overeenstemming is met de marktverhoudingen. Het gevolg is een ernstige verstoring van de economie in de Zuid Europese landen. Een voor de hand liggend alternatief is dan om alle prijzen en salarissen in een klap in overeenstemming met de marktverhoudingen te veranderen via een devaluatie. Daarvoor moet de euro, wellicht alleen tijdelijk, worden opgebroken, maar dat past niet in het officiële beleid. De euro moet gehandhaafd worden, koste wat het kost.
Als de euro gehandhaafd wordt, zal een steeds groter deel van de schuld van de zwakke eurolanden (Griekenland, Portugal, Italië, Spanje, Frankrijk, enz) door de sterke eurolanden moeten worden gefinancierd. In feite zal er dan een permanente geldstroom van Noord naar Zuid-Europa gaan lopen. Zoiets wat in België op bescheidener schaal gaande is tussen Vlaanderen (geldschieter) en Wallonië (geldontvanger). Dat is dan nog één en hetzelfde land. Permanente overdrachten tussen gebieden in eenzelfde land worden al moeilijk geaccepteerd. Laat staan dat de kiezers van de Noord-Europese landen zullen accepteren dat ze jaarlijks een rekening krijgen voor een bedrag dat overgemaakt zal worden aan Zuid-Europese burgers.
Er zijn duidelijke tekenen dat de Noord Europese belastingbetalers niet bereid zijn de Zuid Europeanen permanent van een financiële overdracht te voorzien. Daarom is de huidige situatie niet houdbaar. Zodra geldoverdrachten van rijke naar arme landen in de EU politiek niet langer gesteund worden, zal het eurogebied gaan afbrokkelen. De zwakke eurolanden kunnen op eigen kracht niet overleven met de euro en, als er geen financiële bloedtransfusies vanuit de rijke landen meer zijn, is er geen andere keus dan de euro te verlaten en met een eigen munt te devalueren ten opzichte van de euro. Dit had natuurlijk ook al bij het begin van de eurocrisis nu drie jaar geleden ingezien kunnen worden. Het is echter ook een eigenschap van de EU dat het trekken van onaangename conclusies zo lang mogelijk wordt uitgesteld.
Zal de euro echt uiteenvallen? Zijn de regeringen van de economisch sterke landen al zover dat ze de euro willen opgeven? Nog niet, maar de crisis in Cyprus heeft duidelijk gemaakt dat de opvattingen in het noorden aan het schuiven zijn. Onbeperkte steun aan omvallende banken en bijna failliete overheden is niet langer vanzelfsprekend. Landen moeten het meer zelf uitzoeken, zo lijkt de nieuwe gedragslijn. Dat was oorspronkelijk ook de bedoeling van de Europese begrotingsafspraken die bij het verdrag van Maastricht begin jaren negentig werden gemaakt. Het idee van de economische en monetaire unie was nu juist dat uiteenlopende economieën vanzelf naar elkaar toe zouden groeien, dankzij de interne markt. Het is niet gebeurd, zoals we nu al minstens drie jaar weten: de interne markt werkt niet. De economieën groeien niet naar elkaar toe, maar van elkaar weg.
De conclusie is dat als de nieuwe gedragslijn wordt doorgezet, dat wel tot een oplossing van de eurocrisis zal leiden, maar dan een hele onorthodoxe. De euro klapt uit elkaar en de EU kan van voren af aan beginnen.
Harrie Verbon, Universiteit van Tilburg.