Joshua Livestro komt op 10 juni a.s. naar Gouda om in het Conservatief Café een lezing te geven over de vraag waarom wij in Nederland geen conservatieve partij hebben. Waar vindt een kiezer die veel waarde hecht aan Gezag, Onderwijs en Vorming en een kleine overheid, maar ook een verantwoordelijke burger wil zijn, onderdak? Waar kunnen zij met een gerust hart op stemmen? Of moeten conservatieven zich terugtrekken uit de politiek en actiever worden in de samenleving buiten partijpolitieke activiteiten. Bewegen bestaande partijen als VVD, CDA, SGP in de goede richting of is er weinig conservatiefs aan hun standpunten? Met andere woorden: wat is in Nederland de (partij)politieke toekomst van het conservatisme? Dat zijn belangrijke vragen, en ik ben benieuwd naar de antwoorden die Joshua Livestro gaat geven. Zelf denk ik dat het conservatisme in Nederland wel bestaansrecht heeft maar dat er geen voedingsbodem voor is. Die conclusie is gebaseerd op wat we in Nederland vanaf het jaar 2001 hebben meegemaakt.
Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Het was onder paars, het (tweede) kabinet van PvdA-minister-president Wim Kok, dat er expliciet en impliciet een eer in stelde om, in naam van het liberalisme, zoveel mogelijk restanten van de christelijke geloofstraditie uit onze wetgeving op te ruimen. Zo kregen we niet alleen een nieuwe Winkeltijdenwet en de legalisering van prostitutie, maar ook het homohuwelijk en de nieuwe euthanasiewet. Het gebeurde tijdens de behandeling van die nieuwe euthansiewet, die bepaalde dat euthanasie onder bepaalde voorwaarden niet meer strafbaar zou zijn, in de Eerste Kamer.
Te laat dus. De wet was de Tweede Kamer al gemakkelijk gepasseerd, en niets wees erop dat het oordeel van de Eerste Kamer anders zou uitvallen. Als een soort laatste wanhoopsoffensief was er ineens, op 13 maart 2001, een persconfersconfererentie in Nieuwspoort, belegd door het CDA. Achter een lange tafel zat een rij heren die namens 50 organisaties en kerken een brede coalitie tegen de nieuwe Euthanasiewet vormden en een laatste oproep aan de dames en heren senatoren deden om het wetsvoorstel af te wijzen. Achter de tafel zaten onder meer rabbijn Evers, bisschop Hurkmans, ds. Bas Plaisier; er was ook iemand van de Raad van Moskeeën in Nederland, er was een arts, en een jurist die strikt juridische bezwaren tegen de wet had.
Hun petitie heeft niet geholpen. Maar er ging mij een lichtje op. Hier kwam namelijk een diepe kloof aan het licht. Terwijl een riante meerderheid in het parlement juichend met het wetsvoorstel instemde, was een substantieel deel van de Nederlandse bevolking tegen. Zij hadden zich voor deze ene keer verenigd in een platform, ondanks het feit dat zij verschillende levensbeschouwelijke overtuigingen vertegenwoordigden. Toen dacht ik: als dit voor deze ene keer mogelijk is, zou het dan niet mogelijk zijn een permanent platform op te richten, een forum van behoudende krachten, van verschillende partijpolitieke en religieuze overtuigingen, maar toch verenigd om een tegenstem te laten horen?
Zo is de
Edmund Burke Stichting ontstaan. We hesen de vlag van het conservatisme, wierven fondsen, vormden een bestuur en huurden een kantoor aan het Noordeinde in Den Haag. Daar kwamen Joshua Livestro en ik in september 2002 te zitten, als directeuren van het platform voor conservatieve gedachtevorming. We organiseerden er lustig op los: lezingen, workshops, conferenties, zomerscholen voor studenten, we riepen jaarlijks iemand uit tot conservatief van het jaar en kregen onevenredig veel media-aandacht (die wij ons natuurlijk welwillend lieten aanleunen).
Om de Burke Stichting heen heen voltrok zich de revolte van Fortuyn, de opkomst van Balkenende, de moord op Theo van Gogh. Het land was in rep en roer. Een gevoel van urgentie kreeg ons te pakken. Konden we volstaan met intellectuele, enigszins belegen bijeeenkomsten over alle mogelijke facetten van het conservatisme als politieke filosofie? Nee dus. Samen met Michiel Visser schreef ik een Conservatief Manifest, en we gingen bijeenkomsten organiseren voor politici. We maakten mensen enthousiast en we maakten mensen boos. Er waren columnisten als Kees Schuyt en Bart Tromp die ons gingen afschilderen als een gevaar wat natuurlijk een goed teken was. Maar het liep niet storm, van de zijde van de politiek. Tijdens een lunch in Dudok vroeg ik Hans Hillen wat ik fout deed: ik klopte overal op deuren, maar die gingen hooguit op een kier. Mijn grote fout, zei Hillen, was dat ik meende dat er mensen achter die deuren zaten. Politici trekken zich al niets aan van hun eigen wetenschappelijke bureaus, laat staan van een onafhankelijke denktank. Ze kijken hooguit of ze zo af en toe een ideetje kunnen meepikken. Conservatief zullen ze zich niet snel noemen besmet als dat woord al zeker 100 jaar in Nederland was.
Over fouten gesproken: die waren er meer. In onze zoektocht naar de formulering van een conservatieve boodschap hebben we ons vooral georiënteerd op het Amerikaanse conservatisme (het Engelse conservatisme was morsdood). In Amerika was het conservatisme vitaler dan ooit. Het waren de jaren van George Bush en de neoconservatieven hadden het Witte Huis, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Pentagon veroverd. Het was conservatisme van een onderscheiden soort: politiek, activistisch, op het revolutionaire af. Terwijl conservatisme in eerste instantie een cultureel programma is, dat zich bekommert om de morele grondslagen van de samenleving, om opvoeding, onderwijs, etc. Dat vergaten we te veel. De gematigden haakten af.
De grootste vergissing was dat we de deur wagenwijd openzetten voor een politicus die bij óns aanklopte: Geert Wilders. Te lang hebben we gedacht, gehoopt, dat de conservatieve beweging die wij zo graag wilden, zich rondom zijn persoon kon gaan groeperen. In januari was ik een week lang met Wilders in Amerika: we bezochten het Witte Huis, de Senaat, denktanks. In de wachtkamer van Grover Norquist gaf ik Wilders een foldertje met het politiek programma van Ronald Reagan. Zo gaan we het doen, zei hij, ook al halen we maar een paar zetels. In 2005 leek het nog te gaan gebeuren ook. Kandidaten stroomden toe: uit het CDA, de VVD, ChristenUnie en SGP. Maar ergens in het voorjaar van 2006 besloot Wilders dat zijn partij een Ik Geert Wilders tegen de islam-partij zou worden. Geen samenwerking, geen verbreding. En waren wij een illusie armer.
Het probleem was ook de fianciering. We hadden donateurs en sponsors, grote sponsors zoals Microsoft en Pfizer. Hun aanvankelijke milddadigheid raakte steeds meer met voorwaarden omgeven, zozeer zelfs dat de Burke Stichting het gevaar liep een lobbybureau te worden. In de zomer van 2005 hebben we besloten niet langer geld van hen aan te nemen. We hebben het tot 1 januari 2006 uitgezongen. Toen moesten we het kantoor sluiten.
De Burke Stichting is doorgegaan met het organiseren van bijeenkomsten voor studenten. We misten wel de gezellige avondjes, en zo is op een donkere avond op mijn studeerkamer besloten dat er een Conservatief Café moest komen. Er is een Christelijk Conservatief Beraad bijgekomen. Maar het is marginaal, en dat zal zo blijven. In Amerika is er een conservatieve beweging omdat rechtse mensen er niet a- of anti-religieus zijn, en christenen er rechts zijn. In Nederland is het precies andersom, en zul je, vrees ik, zon verbond dat het conservatisme in Amerika draagt, nooit krijgen.
En daarom denk ik dus dat conservatisme in Nederland wel bestaansrecht heeft, maar dat er geen voedingsbodem voor bestaat. Al hoop ik dat Joshua Livestro op 10 juni argumenten zal presenteren die mij wat optimistischer zullen maken.
De avond begint om 20.00 uur in Sociëteit De Reunie, Oosthaven 17 te Gouda. Deuren open om 19.30 uur. De entree bedraagt 12,00 inclusief koffie/thee en 2 consumptiebonnen voor aan de bar. Aanmelden gaat via deze website: www.conservatiefcafe.nl.