12 september zijn er verkiezingen. Minstens 11 partijen brengen zittende Kamerleden in het veld, daarmee de suggestie wekkend dat de democratie springlevend is.
Niets is minder waar.
Welbeschouwd zijn er in Nederland maar drie politieke stromingen over gebleven, als we kleine maar dappere partijtjes als SGP, PvdD en de CU - allen klein en tamelijk stabiel - eventjes buiten schot laten. Je hebt de PVV, de Nederlandse variant van de Vlaamse NVA. Nationalisten, al is dat in de ogen van velen een besmet woord. Je hebt de SP, een crypto-sociaalsyndicalistische partij met eveneens nationalistische trekjes.
En je hebt de Regentenpartij. Terug van nooit weggeweest, is dit de groep mensen die in gezamenlijk overleg in het bestuur van ons land sinds jaar en dag onderling alles bedisselen. Sinds meer dan 300 jaar minstens, al wordt er van tijd tot tijd nieuw bloed in toegelaten. Beroemd in dat verband waren de staatslieden die afstamden van kruideniers en andere kleine middenstanders.
Laat u niet foppen door de verschillende partijnamen waaronder verschillende kandidaten deelnemen aan deze verkiezingen: het is allemaal meer van hetzelfde. Mensen keren zich heel begrijpelijk en masse af van partijen als PvdA en CDA, maar zien niet dat binnen de vervangers VVD en D66 een nieuwe maar minstens zo regenteske groep klaar staat om de lacunes te vullen. Recent heb ik wat topmensen uit de VVD ontmoet, en dat viel niet mee. Ongetwijfeld hebben ze jarenlang hongerig naar de überregenten van het CDA (ooit internationaal geciteerd met: We rule this country) gekeken. Daarvan hebben ze dan vermoedelijk het dedain voor andermans mening, en de tamelijk gluiperige wijze van met veel woorden niets te zeggen vóór verkiezingen afgekeken, en als we naar de peilingen kijken gaat dat werken ook.
Rust uitstralen werkt blijkbaar beter dan gepassioneerde verontwaardiging. Het is de keus van een electoraat dat niet verontrust wenst te worden, en daar op termijn zelf de rekening van gepresenteerd zal krijgen.
Formeel zijn VVD, CDA, PvdA, D66 en GL nog niet gefuseerd, maar in de praktijk schuift men middels een ingewikkeld roulatiesysteem elkaar de baantjes toe. Wie als ex-CDA-Kamerlid nergens burgemeester wordt, heeft er duidelijk geen belangstelling voor. Voor PvdA'ers is een keur aan baantjes binnen corporatistisch Nederland beschikbaar: speciaal woningcorporaties en ziektekostenverzekeraars zijn bij hen populair. Deze clubs puilen eenvoudig uit van de sociaal-democraten.
De VVD werd in dit circuit jarenlang lichtelijk onderbedeeld, maar is de afgelopen tijd in hoog tempo bezig geweest zich schadeloos te stellen. Ter afwisseling mogen ook de juniorfacties van GL en D66 bij tijd en wijle mensen laten aanschuiven. GL'ers doen aan advies (zit ingebakken zou je zeggen). D66 heeft zich het onderwijs eigen gemaakt, al moet zij dat delen met een cohort achtergebleven CDA-mastodonten. In ruil daarvoor heeft deze partij van principieel mee bewegende graaivingers stilletjes het nastreven van de 'gekozen burgemeester' en het 'referendum' uit haar partijprogramma geschrapt, aangezien de tijden ongunstig zijn om zich democratisch gelegitimeerd het pluche eigen te maken. Het succes van 'populisten' zien zij als te bedreigend om risico's mee te nemen.
De baantjes verdeeld
Het resultaat is er dan ook naar. 98% van alle Nederlandse burgemeestersposten wordt bezet door mensen van partijen die tezamen net iets boven de 50% scoren. Als er niet een paar burgemeesters van de kleine christelijke partijen vanuit Den Haag werden afgevaardigd naar de Veluwe, was sprake van een volledig monopolie geweest. Maar de rotting zit veel dieper dan slechts op het niveau van topbestuurders.
Wie een directeurspost op een ministerie ambieert dient over de juiste kleur partijkaart te beschikken. Opgelet!: vanaf ministersniveau naar beneden gerekend is dat de derde laag van bovenaf. Voor een post als directeur-generaal wordt nog net niet geadverteerd met de gevraagde partijkleur, al weten ingewijden gewoonlijk precies welke partij voor een bepaalde baan een bepaalde kandidaat mag leveren. De Kamerfacties van de Regentenpartij hebben sinds jaar en dag Kamerleden rondlopen die slechts belast zijn met het lobby'en voor partijgenoten voor dergelijke baantjes.
Wie dit alles van een afstandje beziet begrijpt hoe hol de roep om handhaven van zoiets futiels als de Balkenende-norm eigenlijk is. Wie daadwerkelijk in de wildgroei van vette hapjes wil snijden, moet van goede huize komen. Niet alleen vanwege de eigen toekomstperspectieven, maar ook vanwege het handhaven va de eigen machtsbasis. Zó werkt een clientela-systeem namelijk: de benoemde partijleden steunen hun politieke voorlieden met raad, en desgewenst intriges.
De Regentenpartij lijkt ietwat in de verdrukking op het moment, maar zal haar hoop gevestigd hebben op de machtsovername van de EU. Via kruisbestuiving met de Eurocraten hebben de ouderwetse Hollandse regenten een nieuw soort regeerder voortgebracht: de enthousiaste, bevlogen, en geestelijk volkomen gecorrumpeerde Europarlementariër, die zelf lijkt te geloven in het woord van collectief wensdromen dat zij vol overgave aan ons verkondigen. Dat zij internationaal slechts bespot worden, ontgaat hen volledig.
Bewijs? Ze schuiven zichzelf een welgevulde ruif toe - want Europese zakenlieden zien geen toegevoegde waarde in hun stem. Het is een pijnlijke conclusie, maar daarom niet minder waar.
Je vraagt je af waarom het formeren van een kabinet altijd zo lang moest duren. Nu het er naar uit ziet dat de Regentenpartij ditmaal niet zeker is van een absolute meerderheid, zal men één van de andere partijen moeten zien te verleiden tegen niet al te hoge kosten het geldende systeem te valideren. Vóór maart hoeft u nergens op te rekenen in ieder geval.