Nederland is altijd een politiek kruideniersland geweest, maar de kiezer maakt het de afgelopen jaren wel erg bont. Als we de peilingen mogen geloven, komt alleen de VVD in september boven de dertig zetels uit. Het formeren van een stabiele regering wordt bijna onmogelijk.
Op dit moment zijn tien politieke partijen in de Tweede Kamer vertegenwoordigd (de opgestapte oud-PVV'ers niet meegerekend). Links noch rechts heeft een meerderheid. Dat komt deels door de curieuze positie die de PVV inneemt, maar ook door een versplintering op links waar marginale partijen als GroenLinks en een Partij voor de Dieren kunnen overleven dankzij onze genereuze kiesstelsel.
In tegenstelling tot de meeste andere Europese landen kent Nederland geen kiesdrempel. Daardoor kunnen partijen als de PvdD en de SGP met twee of drie zetels in de Kamer komen. Het is zelfs mogelijk dat partijen maar een zetel behalen.
Hoe anders gaat het in Duitsland. Daar geldt, net als in Polen en bij onze zuiderburen, een kiesdrempel van 5 procent. Gevolg: zes partijen in de Bundestag (feitelijk maar vijf, want CDU en CSU werken altijd samen). Er is een overzichtelijk rechts blok van conservatieven en liberalen en een links blok van sociaaldemocraten, socialisten en Groenen. Het formeren van een regering is bijna nooit ingewikkeld: alleen wanneer rechts geen meerderheid haalt en CDU/CSU wordt gedwongen over links te regeren, zijn kiezers ontevreden.
Het Duitse systeem weerhoudt nieuwkomers er niet van door te breken. In tal van deelstaatparlementen zijn de afgelopen jaren de Piraten erin geslaagd zetels te veroveren. Bij de komende nationale parlementsverkiezingen komen zij waarschijnlijk ook boven de kiesdrempel uit, waardoor er een nieuwe partij links van het midden ontstaan die vooral concurreert met de Groenen en de liberalen. Dat is prima. De Piratenpartij is misschien geen lang leven beschoren, maar schudt wel de boel even op. Een kiesdrempel zou in Nederland de LPF er niet van hebben weerhouden in de Tweede Kamer te komen.
Wanneer we in Nederland eenzelfde kiesdrempel van 5 procent hanteren, komen we op hetzelfde aantal partijen als in Duitsland uit. GroenLinks, in 2010 nog goed voor 6,7 procent van de stemmen, valt nu buiten de boot. De links-rechts verdeling blijft door de aanwezigheid van D66 en PVV minder duidelijk dan in Duitsland het geval is, maar formeren wordt makkelijker. Uitgaande van de verkiezingsuitslag van 2010 zouden er bijna twintig restzetels overblijven. Die worden verdeeld over CDA (de stemmen van ChristenUnie en SGP), PvdA (GroenLinks) en PVV (TON).
In tegenstelling tot Duitsland zullen we kleinere grote partijen houden. CDU/CSU is bijvoorbeeld goed voor tussen de 30 en 40 procent van de stemmen. CDA en VVD zullen de winst gelijker moeten verdelen. In Duitsland zijn de sociaaldemocraten dominant op links. In Nederland zijn PvdA en SP ongeveer even groot.
Toch wordt het politieke landschap overzichtelijker en stabieler. Dissidente Kamerleden maken immers weinig kans om op eigen kracht een zetel of meer te winnen bij de volgende verkiezingen en zullen eerder van binnenuit verandering tot stand proberen te brengen. Relatief kleine meningsverschillen binnen een politieke stroming zullen minder snel leiding tot schisma's. En wie weet krijgen we eindelijk een kabinet dat de rit uitzit?
Foto: Wikicommons / Ahmed Elnagar