Het is ons allen inmiddels duidelijk dat de Arabische revoluties niet de democratieën op gaan leveren die Frans Timmermans en Bertus Hendriks ons voorhielden. Slechts een enkele dwalende ziel bezigt nog de term Arabische Lente. Maar een belangrijke vraag is: waarom ontstaan er eigenlijk geen democratieën? Dit is in mijn ogen te wijten aan de drie onderstaande factoren.
1- Islamisten zijn geen democraten.
2- In de Arabische wereld is de overheid niet afhankelijk van een belastingbetalende middenklasse.
3- Grote segmenten van de Arabische samenleving kennen een andere betekenis toe aan het concept vrijheid dan mensen in het Westen.
Islamisten zijn geen democraten
De huidige civiele regering van Egypte, die voor 75% bestaat uit Moslimbroeders en Salafisten, is op legitieme en democratische wijze aan de macht gekomen. Maar dit betekent niet dat zij democratie omarmen, het betekent slechts dat zij eenmalig accepteren dat het volk hun deze machtspositie toebedeelt. Islamisten omarmen democratie pas als zij zich ook weer op democratische wijze uit het centrum van de macht laten verwijderen. En dit zijn zij niet van plan, want hun ideologie laat dit niet toe. De overkoepelende theologische drijfveer van islamisten is het bewerkstelligen van de soevereiniteit van Allah op aarde, ook bekend als
Hakimiyyat Allah. Dit gebeurt middels het implementeren van de heilige wetgeving: sharia. De soevereiniteit van Allah middels de sharia wordt bovengeschikt geacht aan de soevereiniteit van de bevolking. Dit simpele gegeven maakt democratie en
politieke islam onverenigbaar en reduceert regeringsvormen op basis van sharia per definitie tot dictatuur.
Vrienden van de islam halen vaak aan dat het islamitische concept shura, hetgeen consultatie betekent, een bewijs is dat democratie onderdeel is van de islam. Shura betreft echter ongekozen schriftgeleerden die bepalen of een voorstel al dan niet verenigbaar is met de sharia. Dat heeft al weinig met democratie te maken, maar daarbij fungeren zij meestal als adviserend orgaan van een autocraat.
No representation withouth taxation
De bekende slogan in de aanloop naar de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog; No taxation without representation, gaat ook op in omgekeerde vorm: No representation without taxation. In de Arabische wereld zijn de overheid en bijbehorende instituties bijna nooit afhankelijk van een belastingbetalende middenklasse, maar dit is een voorwaarde voor een vrije democratie. Hun geld komt in de vorm van fossiele brandstoffen uit de grond en dat gebruiken zij om hun regime te onderhouden. Zij hebben het belastinggeld van hun onderdanen niet nodig en daarom komt er geen effectieve volksvertegenwoordiging tot stand. Een groot onderdeel van onze vrije politiek is immers het bepalen van de verdeling van onze belastingcenten. Deze noodzaak ontbreekt in de Arabische wereld en er is dus weinig aanzet tot het vormen van een effectief civiel politiek apparaat. Arabische overheden bestaan niet bij de gratie van hun bevolking, zoals dat in het Westen wel het geval is. Aan deze dynamiek zullen de Arabische revoluties niets veranderen.
Vrijheid of rechtvaardigheid?
Sinds het begin van de Arabische revoluties klinkt in zowel de Arabische als de Westerse wereld luidkeels de roep om vrijheid voor de Arabische volkeren. Een essentiële vraag is echter of Arabieren en Westerlingen eenzelfde betekenis toekennen aan het begrip vrijheid.
Het verschil tussen het Arabische en Westerse concept van vrijheid werd voor het eerst duidelijk toen de jonge Franse generaal Napoleon Bonaparte in 1798 Egypte veroverde. Napoleon verkondigde te zijn gekomen in de naam van de Franse Republiek, gesticht op de waarden van vrijheid en gelijkheid. Napoleon was voorzien van een Arabische tolk, en liet ook deze leus in het Arabisch vertalen.
Het concept van gelijkheid was de Egyptenaren niet vreemd. De islamitische theologie en wetgeving kent een sterk egalitair karakter, de gelijkheid van alle islamitische gelovigen was toen, en is nog steeds een breed gedragen concept. In werkelijkheid was er natuurlijk wel altijd een vorm van hiërarchie en ongelijkheid, voornamelijk op sociaal en economisch vlak, maar dit is in principe strijdig met de islamitische rechtsbronnen. De islamitische wetgeving voorziet echter wel in de fundamentele rechtsongelijkheid van ongelovigen, vrouwen en slaven.
Het begrip vrijheid werd daarentegen minder goed begrepen. De meest gangbare Arabische vertaling voor vrijheid is het woord hurriyya. Destijds was hurriyya echter geenszins een politiek begrip, en werd de term niet goed begrepen in de politieke context waarin Napoleon de term bezigde. Hurriyya was geen politieke, maar een juridische term. Vrij zijn betekende letterlijk dat men geen slaaf was. Als men bevrijd werd, impliceerde dit dat iemand door zijn eigenaar uit zijn slavenstatus ontheven werd.
Al in 1801 werd Napoleon weer uit Egypte verdreven, met name door toedoen van de Britse Admiraal Nelson die zijn de Franse vloot had vernietigd. Napoleon maakte niet langer de dienst uit in Egypte, maar de verwarring rond zijn gebruik van de term vrijheid in een politieke context resteerde. Pas in 1834 werd een werk van Sheikh Rifa'a Rafi' al-Tahtawi gepubliceerd dat enige opheldering verschafte. De toenmalig leider van Egypte, Gouverneur Muhammed Ali, besloot dat de noodzaak daar was om hun achterstand op het Westen in te halen. Om dit te bewerkstelligen stuurde hij in 1826 een missie van 44 studenten naar Parijs, waaronder al- Tahtawi. In zijn werk, vrij vertaald bekend als 'Extracting the finest lessons from a summary account of Paris', wijdde al-Tahtawi een hoofdstuk aan het Franse politieke spectrum en de nadruk die zij bleven leggen op vrijheid. Zo stelde hij: wat de Fransen vrijheid noemen, noemen wij moslims rechtvaardigheid. Waar Westerlingen good and bad governance als vrijheid en slavernij bestempelen, gebruikten de moslims de termen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid.
De meest gangbare vertaling voor rechtvaardigheid in het Arabisch is Adl. In de islamitische rechtsbronnen betekent Adl: rechtvaardigheid in overeenstemming met de wet. Met de wet wordt gedoeld op de heilige islamitische wetgeving. De populariteit van islamisten illustreert dat de traditionele opvatting van rechtvaardigheid in de Arabische wereld veel meer weerklank geniet dan westerse opvattingen van vrijheid.
De nabije toekomst?
Helaas is een liberale democratie geen onderdeel van de nabije toekomst van het Midden-Oosten. De gedachte was verleidelijk, hartverwarmend zelfs, maar het mag nog niet zo wezen. In tegendeel, minstens de eerste drie decennia behoren aldaar toe aan de islam. En het wordt de eeuw van de islam tenzij de Arabieren zelf de
politieke islam onschadelijk weten te maken. Pessimisme is op zijn plaats. Het Arabisch-Nationalisme is verslagen door het islamisme. Het Arabisch-Nationalisme was doordrenkt van invloeden die de regio niet eigen waren, denk aan socialisme, nationalisme en ambivalente vormen van secularisme. Het islamisme daarentegen is een authentiek Arabisch fenomeen en ligt veel dichter bij de collectieve geest van de regio. Hier ligt het probleem. Er is geen ideologie ophanden die het islamisme kan ondermijnen, zoals het islamisme het Pan-Arabisme ondermijnd heeft.
Maar misschien hebben de Arabische revoluties toch een hoopvolle cyclus in gang gezet. In Iran werd in 1979 een seculiere dictator afgezet. Deze revolutie leidde tot een theocratie onder het regime van de Ayatollahs. Sinds 2009 keerde de Iraanse bevolking zich (openlijk) tegen het theocratische regime en eiste vrijheid en eerlijke verkiezingen. Het Iraanse volk heeft zich ontdaan van een seculiere dictator en wil zich nu ontdoen van een theocratische dictatuur. Wat rest er na geleden te hebben onder beide vormen van dictatuur? Wellicht iets dat werkelijk op vrijheid en democratie lijkt.
Het is niet ondenkbaar dat deze cyclus zich ook zal herhalen in de Arabische wereld. Misschien dat er zich in de Arabische wereld over 30 jaar een revolutie voltrekt die met recht een Arabische lente genoemd kan worden, namelijk gericht tegen de dan heersende theocraten. Op dat moment zullen ook de Arabieren hebben geleden onder zowel een seculier als een theocratisch dictatuur, wellicht resteert dan de vrijheid.
Tot die tijd moet het Westen moet zich voorbereiden op de omgang met ideologisch vijandige regimes. Wij moeten, met de V.S. voorop, de hoop laten varen dat de Moslim Broederschap een soort islamitisch CDA is. Het is een organisatie die een religieuze apartheidsideologie verkondigt, en zij dienen als zodanig bejegend te worden.