Sinds het begin van de Arabische revoluties klinkt in zowel de Arabische als de Westerse wereld luidkeels de roep om vrijheid voor de Arabische volkeren. Een essentiële vraag is echter of Arabieren en Westerlingen eenzelfde betekenis toekennen aan het begrip vrijheid.
Het verschil tussen het Arabische en Westerse concept van vrijheid werd voor het eerst duidelijk toen de jonge Franse generaal Napoleon Bonaparte in 1798 Egypte veroverde. Napoleon verkondigde te zijn gekomen in de naam van de Franse Republiek, gesticht op de waarden van vrijheid en gelijkheid. Napoleon was voorzien van een Arabische tolk, en liet ook deze leus in het Arabisch vertalen.
Het concept van gelijkheid was de Egyptenaren niet vreemd. De islamitische theologie en wetgeving kent een sterk egalitair karakter, en de gelijkheid van alle islamitische gelovigen was toen, en is nog steeds een breed gedragen concept. In werkelijkheid was er natuurlijk wel altijd een vorm van hiërarchie en ongelijkheid, voornamelijk op sociaal en economisch vlak, maar dit is in principe strijdig met de islamitische rechtsbronnen. De islamitische wetgeving voorziet echter wel in de fundamentele rechtsongelijkheid van ongelovigen, vrouwen en slaven.
Het begrip vrijheid werd daarentegen minder goed begrepen. De meest gangbare Arabische vertaling voor vrijheid is het woord hurriyya. Destijds was hurriyya echter geenszins een politiek begrip, en werd de term niet goed begrepen in de politieke context waarin Napoleon de term bezigde. Hurriyya was geen politieke, maar een juridische term. Vrij zijn betekende letterlijk dat men geen slaaf was. Als men bevrijd werd, impliceerde dit dat iemand door zijn eigenaar uit zijn slavenstatus ontheven werd.
Al in 1801 werd Napoleon weer uit Egypte verdreven, met name door toedoen van de Britse Admiraal Nelson die zijn de Franse vloot had vernietigd. Napoleon maakte niet langer de dienst uit in Egypte, maar de verwarring rond zijn gebruik van de term vrijheid in een politieke context resteerde. Pas in 1834 werd een werk van Sheikh Rifa'a Rafi' al-Tahtawi gepubliceerd dat enige opheldering verschafte. De toenmalig leider van Egypte, Gouverneur Muhammed Ali, besloot dat de noodzaak daar was om hun achterstand op het Westen in te halen. Om dit te bewerkstelligen stuurde hij in 1826 een missie van 44 studenten naar Parijs, waaronder al- Tahtawi. In zijn werk, vrij vertaald bekend als 'Extracting the finest lessons from a summary account of Paris', wijdde al-Tahtawi een hoofdstuk aan het Franse politieke spectrum en de nadruk die zij bleven leggen op vrijheid. Zo stelde hij: wat de Fransen vrijheid noemen, noemen wij moslims rechtvaardigheid. Waar Westerlingen good and bad governance als vrijheid en slavernij bestempelen, gebruikten de moslims de termen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid.
In het licht van de Arabische revoluties lijkt het dus van essentieel belang te begrijpen wat rechtvaardigheid in deze context betekent. De meest gangbare vertaling voor rechtvaardigheid in het Arabisch is Adl. In de islamitische rechtsbronnen betekent Adl: rechtvaardigheid in overeenstemming met de wet. Met de wet wordt gedoeld op de heilige islamitische wetgeving; de sharia. Islamisten behaalden zelfs in het modernste land van de regio, Tunesië, een monsterzege. Ook staan zij er fantastisch voor in de peilingen van andere Arabische landen. Islamisten zijn de enigen die zich op een geloofwaardige wijze Adl kunnen toe-eigenen. Het zijn immers zij die onomwonden beweren te zullen regeren namens de islamitische wetgeving. De populariteit van islamisten illustreert dat de traditionele opvatting van rechtvaardigheid in de Arabische wereld veel meer weerklank geniet dan westerse opvattingen van vrijheid.
Het valt echter ook niet te ontkennen dat er in de Arabische wereld velen zijn die nu de Westerse variant van vrijheid nastreven. Denk hierbij aan de 20-jarige Egyptische naked blogger Aliaa Elmahdy. Elmahdy omschrijft zichzelf op twitter als: Niet-religieus, liberaal, feminist, vegetariër, individualist, Egyptenaar, en verzet zich fel tegen het dragen van hoofddoekjes omdat zij van mening is dat dit niet uit vrije wil gebeurt, maar door groepsdruk en de angst voor aanranding. Zij heeft een felle discussie doen losbarsten, en het is duidelijk dat zij veel steun geniet. Het probleem is echter toch dat deze liberalen het qua middelen en organisatie afleggen tegen de islamisten. In de Arabische wereld kan geen enkele politieke stroming tippen aan de organisatiegraad en financiële mogelijkheden van islamisten.
Traditionele rechtvaardigheid vindt meer gehoor dan het westerse concept van vrijheid, maar hoe zit het met democratie? Het brute en mensonterende despotisme dat moslims op elkaar uitoefenen, is geen vanzelfsprekende voortzetting van de manier waarop de regio van oudsher bestuurd werd. Er zijn zelfs stemmen die beweren dat de westerse democratie zijn wortels vindt in het islamitische concept 'shura', hetgeen consultatie betekent en drie keer in de Koran wordt genoemd. Shura betreft echter meestal consultatie met niet democratisch gekozen schriftgeleerden en zijn geenszins een afspiegeling van een bevolking. Ook is dit concept minstens een millennium jonger dan Atheense democratie.
De kaliefen uit vroegere tijden waren alleenheersers, maar geen despoten. In hun besluitvorming waren zij genoodzaakt concessies te doen aan gevestigde groepen in de samenleving zoals landbezitters, kooplieden, de religieuze orde en de militaire orde. De gepoogde modernisering van de Arabische wereld heeft de invloed van deze gevestigde groepen echter ongedaan gemaakt. De modernisering hield namelijk ook in dat autocraten de beschikking kregen over moderne middelen van repressie, toezicht en indoctrinatie. Zo heeft het kunnen gebeuren dat zelfs de gemiddelde tiran meer macht had over zijn bevolking dan de grote kaliefen en sultans uit het verleden.
De islamitische wereld heeft zich ook in sociale zin geprobeerd te moderniseren. In landen als Turkije, Iran en Egypte leek dit aan het begin van de vorige eeuw te lukken. Het probleem is echter dat de moderniteit in deze regio nooit gezonken cultuurgoed is geworden. De moderniteit sloeg aan bij een intellectuele elite, en zij probeerde deze vervolgens op te leggen aan de rest van de bevolking. Helaas is moderniteit niet op te leggen. Modernisering is een gestaag en organisch proces dat bovendien oprecht van binnenuit moet komen. In essentie krijgen zij die in dit moderniseringsproces benadeeld zijn, nu de touwtjes in handen.
De huidige roep om vrijheid komt dan ook in grote segmenten van de Arabische wereld niet overeen met het Westerse concept van vrijheid. Is de roep om vrijheid in werkelijkheid een roep om traditionele rechtvaardigheid? De contouren tekenen zich als zodanig af.