Eerder schonk aandacht aan een bijzonder interessant artikel van Marco Visscher in Trouw: 'De paniekfabriek maakt overuren.' Daarin maakte hij ons deelgenoot van zijn twijfels over de klimaathype. Daarop werd in Trouw gereageerd door Bart Strengers (PBL en PCCC) en Bart Verheggen (ECN en PCCC). Naar aanleiding van die reactie schreef ik een 'posting', getiteld: 'De arrogantie van de aanhangers van de menselijke broeikashypothese'. De beide Barten waren daarmee niet gelukkig en benaderden mij met het voorstel om hierop prominent op DDS te mogen reageren. Dat leek mij een uitstekend idee. Hierbij voldoe ik dus gaarne aan hun verzoek.
Onderstaande tekst ontving ik van hen.
De titel van het stuk van Hans Labohm, De arrogantie van de aanhangers van de menselijke broeikashypothese, bevestigt wederom dat het klimaatdebat steeds verder lijkt te polariseren. Onderstaand stuk gaat in op deze, naar onze mening ongewenste, polarisatie en is afkomstig van Bart van den Hurk van het KNMI. Hij heeft dit, door Trouw niet geplaatste, verhaal geschreven als reactie op het opiniestuk van Marco Visscher.
Bart van den Hurk:
Het klimaatdebat lijkt vaak opgespannen te worden tussen twee gepolariseerde kampen. Aan de ene kant de sceptici (of liever, de broeikas-theorie antagonisten) die openlijk twijfelen aan de conclusies die de wetenschap trekt uit waarnemingen en theorieën over de mate waarin mensen het klimaat veranderen. Aan de andere kant alarmistische wetenschappers en actievoerders die niet nalaten te wijzen op de onacceptabele risico's als we nu niet ingrijpen. En daartussen staat dan de vertwijfelde burger zoals Marco Visscher ("De paniekfabriek maakt overuren", Trouw, 26 nov) die hunkert naar een inspirerende visie in plaats van dit moddergevecht.
Waar is de uitgang van deze schijnbare patstelling? Ik vind het onlogisch om evidente omstandigheden te ontkennen. Het KNMI meet en verzamelt al 100 jaar temperatuur en regenmetingen, en kan niet anders dan concluderen dat het klimaat opwarmt, en dat in Nederland heftige buien vaker voorkomen. Knappe jongen die mij ervan kan overtuigen dat die stijgende CO2-concentratie niks met ons klimaat doet. Dat die klimaatverandering onverwachte effecten kan veroorzaken is voor mij ook klaar als een klontje. Evenmin moet je ontkennen dat we het systeem steeds beter in kaart weten te brengen, maar tegelijk dat de wetenschap al deze effecten nooit tot in detail zal kunnen beschrijven.
Betekent dit nu dat we werkelijk in een door pessimisme gedomineerde patstelling terecht zijn gekomen? Dat we moeten kiezen tussen ontkennen of ultieme doem? Natuurlijk niet! Je hoeft feiten niet te ontkennen om er toch zinvol mee om te gaan. En je hoeft geen doemscenario aan te hangen om toch op een verstandige manier door te gaan met aanpassing aan klimaatverandering, waar een land als Nederland al honderden jaren op een creatieve manier mee omgaat. Of om het nut in te zien van complexe klimaatonderhandelingen zoals nu in Durban, waar impliciet ook gepraat wordt over de verdeling van welvaart, duurzame energievoorziening, en adaptatie-opties.
Ook denk ik dat de omstandigheden die zich aan ieder van ons opdringen, zullen leiden tot aanpassing van het gedrag van individuen. Ik ontleen optimisme aan de talloze creatieve initiatieven van bedrijven en burgers om onze grondstoffen met meer rendement en minder vervuiling in te zetten. Voor een deel is dit uit zorg voor het onheil dat op ons afkomt, voor een deel uit opportunisme (veranderingen veroorzaken altijd kansen), voor een deel uit idealisme. Die motivatie maakt mij eerlijk gezegd niet uit. De wal zal het schip keren: grondstoffen worden duurder, financiële zekerheid wordt minder, druk op regio's waar het goed toeven is blijft toenemen. Dat ervaart de burger aan den lijve, en dat zal ons uiteindelijk het adaptieve pad wijzen.
Op dit pad moet je wetenschappers niet als goeroe's zien, niet als bakens die je het goede of juist het slechte pad wijzen. Nee, ze geven je informatie over de mogelijkheden die er in je toekomst verscholen liggen. Steeds andere beelden, bijgesteld door actualisatering van kennis, of door actualisering van de omstandigheden. Ik vind dit een vorm van visie en creativiteit die juist van de grond komt doordat mensen in staat zijn om zichzelf en hun omgeving te observeren en om de feiten onder ogen te zien. En niet door een eenzijdig standpunt in te nemen in een gepolariseerd debat tussen sceptici of alarmistische wetenschappers.
Aldus Bart van den Hurk.
--
Tegen deze achtergrond gaan Bart Verheggen en Bart Strengers kort in op een aantal inhoudelijke punten, zoals genoemd in mijn DDS-bijdrage.
Bart Verheggen en Bart Strengers:
Hans Labohm schrijft: Dertig jaar geleden [ ] verschenen er verschillende boeken en tijdschriftartikelen die ons in de meest schrille kleuren een beeld van hel en verdoemenis schilderden door de komst van een nieuwe grote ijstijd. Ik geloof graag dat daarover toentertijd verschil van mening bestond onder wetenschappers. Maar zelfs Stephen Schneider, thans een van de meest bekende 'warmers', was die mening toegedaan en heeft daarover gepubliceerd. Ook de BBC, tegenwoordig een van de meest fervente apostelen van het broeikasevangelie, heeft daar programma's aan gewijd.
In grote lijnen klopt het wat Hans hier schrijft, maar feit blijft dat in de jaren 70 het grootste deel van de wetenschappelijke publicaties wezen in de richting van opwarming ten gevolge van het versterkte broeikaseffect en niet in de richting van een nieuwe ijstijd. Wijlen Stephen Schneider heeft toentertijd geopperd dat als de aerosolemissies de overhand blijven houden, hun afkoelende effect zou kunnen blijven domineren over het opwarmende effect van broeikasgassen. Dat bleek niet het geval, en Schneider paste zijn mening aan de nieuwe feiten aan, zoals een goede wetenschapper betaamt.
Vervolgens reageert Hans op de volgende passage uit ons opiniestuk: En al veel eerder, 150 jaar geleden, waren de grondslagen van de stralingseffecten van CO2 onderzocht. Die leidden eind 19de eeuw tot voorspellingen van het opwarmende effect van dit 'broeikasgas', die in grote lijnen aan het uitkomen zijn.
Hans Labohm stelt: Dat is een extreem standpunt dat zelfs niet in de rapporten van het VN-klimaatpanel (IPCC) is terug te vinden. Het IPCC gaat er vanuit dat CO2 pas vanaf ongeveer 1950 een significante rol speelt in de opwarming van de aarde. Nochtans tart deze stelling elke logica, al was het alleen maar omdat de periode 1950 1975 door afkoeling werd gekenmerkt.
Wij vermoeden dat hier sprake is van een misverstand. Wij doelden op het feit dat de natuurkundige grondslagen van infrarode absorptie door CO2 in de 19de eeuw waren gelegd door mensen als Fourier, Tyndall en Arrhenius. Laatst genoemde voorspelde wat de opwarmende effecten zouden zijn als de concentratie van CO2 in de atmosfeer zou toenemen. Dit is inderdaad gebeurd, en zijn voorspellingen zijn grosso modo uitgekomen. Dit is wetenschapsgeschiedenis en heeft helemaal niets met een zogenaamd extreem standpunt te maken. Inderdaad heeft CO2 pas vanaf 1950 een dominante rol speelt in de antropogene opwarming. Des te opvallender is het dat het opwarmende effect ervan al zo lang vantevoren bekend en voorspeld was. We zijn het met Hans eens dat er geen verschil van mening is dat CO2 in laboratoriumomstandigheden infrarood (warmtestraling) absorbeert. Maar er is wel verschil van mening over de uiteindelijke invloed van CO2 in de atmosfeer met zijn mee- en tegenkoppelingen.
Over dat laatste wordt inderdaad een belangrijk wetenschappelijke discussie gevoerd, en ook in het maatschappelijk debat zoals wij hier momenteel voeren is het een veelbesproken onderwerp. In feite is het de heilige graal van de klimaatwetenschap om de nog altijd grote onzekerheid van de klimaatgevoeligheid in te perken. Geregeld verschijnen er studies die soms tot een lage schatting van de klimaatgevoeligheid komen (zoals de recente studie in Science van Schmittner et al, zie hier), maar ook studies die laten zien dat hoge waarden waarschijnlijk zijn (zoals een recente studie van Hansen en Sato, zie hier).
Dan schrijft Hans: Er is eveneens opeenstapeling van wetenschappelijke inzichten en metingen die contra-indicaties leveren voor AGW. Zo vertoont de temperatuurcurve over de laatste tien jaar een vrij vlak verloop.
Volgens ons is deze stelling simpelweg onjuist, hetgeen ook weer werd bevestigd door een zeer recente studie van Foster en Rahmstorf, die alle temperatuurreeksen (oppervlaktemetingen EN satellitemetingen) vanaf 1979 hebben ontdaan van hun belangrijkste kortstondige natuurlijke schommelingen als gevolg van variaties in zonne-activiteit, vulkanisme en de El Nino/La Nina cyclus. De gecorrigeerde reeksen zijn in de studie te vinden. Zie hier. Voor een commentaar, zie hier.
Daar staat tegenover dat er zoals de studie van Scafetta die Hans aanhaalt ook studies verschijnen die een groot deel van de opwarming sinds 1950 toeschrijven aan de zon. De stelling van Scafetta (dat het zou gaan om een 60-jarige cyclus) is overigens al eerder bekritiseerd (zie bijvoorbeeld: hier). Maar de laatste studie is verschenen in een degelijk 'peer-reviewed' tijdschrift en verdient het dus om serieus genomen te worden. Niettemin zijn wij nog niet heel sterk overtuigd van de argumentatie van Scafetta. Niet omdat we alarmisten zouden zijn, maar omdat de naar onze mening de argumentatie zwak is (zie bijvoorbeeld ook hier).
En tot slot de (reeds veel vaker geuitte) opmerking van Hans dat klimaatmodellen onbruikbaar zouden zijn: op het klimaatportaal van het PCCC zijn we hier meerdere malen uitgebreid op ingegaan en wij willen dan ook graag verwijzen naar hier. In dit verhaal merken we onder ander op dat: modellen voorspellen dat de opwarming aan het oppervlak gepaard moet gaan met een afkoeling van de stratosfeer en dit is inderdaad waargenomen; Modellen zijn redelijk in staat de patronen van klimaatverandering op continentale schaal te simuleren modellen voorspellen opwarming van het oppervlaktewater van de oceaan, zoals die nu wordt waargenomen; modellen voorspellen een onbalans in de energie van het binnenkomende zonlicht en die van de uitgaande infraroodstraling, deze is waargenomen; modellen voorspellen een scherpe en kortstondige daling van enkele tienden graad Celsius in het geval van grote vulkaanuitbarstingen, wat bevestigd werd na de uitbarsting van Mount Pinatubo in 1991 (de grootste vulkaanuitbarsting van de 20ste eeuw); modellen voorspellen een versterking van opwarmingstrends in Arctische gebieden en dit gebeurt inderdaad. Uiteraard zijn er ook belangrijke tekortkomingen (die we ook uitgebreid in dit verhaal behandelen), maar om te stellen dat ze dus onbruikbaar zijn is het kind met het badwater weggooien.
Bij het beoordelen van klimaatmodellen dient te worden bedacht dat deze bedoeld zijn om het klimaat op een tijdsschaal van meerdere decennia te kunnen simuleren. Het precieze verloop van het klimaat van jaar tot jaar wordt sterk beïnvloed door chaotische processen, die nooit precies door een klimaatmodel kunnen worden gereproduceerd of voorspeld.
De stelling van Hans dat het klimaatbeleid op drijfzand berust delen wij dus niet.
Tot slot willen we Hans en alle andere broeikas-theorie antagonisten (of BTAs) oproepen om de discussie vooral inhoudelijk en op argumenten te voeren. Dat is ook de reden waarom wij niet ingaan op de vele (vaak niet of slecht onderbouwde) beschuldigingen die voorkomen in het stuk van Hans. Volgens ons zou dat alleen maar bijdragen aan een verdere polarisatie van het debat waar wij nu juist zo graag van af willen. Laten we elkaar om de oren slaan met 'peer-reviewed' literatuur en elkaar uitdagen op wetenschappelijke argumentatie. Alleen dát brengt ons verder.
Bart van den Hurk (KNMI), verantwoordelijk voor de reactie op Marco Visscher.
Bart Strengers (PBL) en Bart Verheggen (ECN), verantwoordelijk voor de inleiding en de behandeling van de inhoudelijke punten uit het verhaal van Hans Labohm.
--
Ik zal hier op dit moment niet inhoudelijk op reageren. Het woord is nu aan de respondenten. Moge de discussie vruchtbaar zijn! PS: geen ad hominems a.j.b.