De Britse essayist legt vinger op zere plek van moderne Westerse samenlevingen.
Mijn mede DDS-scribent Tim Engelbart
trok gister nogal van leer tegen Theodore Dalrymple. De Britse conservatieve essayist die ik
twee dagen eerder nog roemde, wordt door Engelbart betiteld als 'gewoon een oude, verstrooide man die de wereld niet goed meer snapt', 'verbitterd' of, kortweg, een 'angry old man'. Ik ben het daar niet mee eens.
In zijn boeken - begint u met 'Leven aan de onderkant' en 'Beschaving, of wat ervan over is' - legt Dalrymple juist op sublieme wijze de vinger op de zere plek van moderne liberale Westerse samenlevingen. Kort gezegd komt Dalrymples analyse erop neer dat de door verzorgingsstaat steeds verder uitgeholde ideeën van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid in combinatie met het vanuit de ivoren toren van de academie tot aan de massa doorgesijpelde mantra 'if it feels good, do it' een hele groep mensen heeft veroordeeld tot een bestaan van kortstondige behoeftebevrediging en het onvermogen om hun lot in eigen hand te nemen. Die groep mensen tezamen vormen de onderklasse (wat dus eigenlijk niet zo zeer een sociaal-economische betiteling is, maar eerder een sociaal-culturele).
De open zenuw die Dalrymple in mijn ogen raakt, is dat de vrijheid die erin de moderne Westerse samenlevingen bestaat niet mogelijk is zonder bepaalde instituties waarbinnen personen tot verantwoordelijke individuen worden gevormd. Het mag dan misschien als een cliché klinken maar vrijheid kan enkel bestaan in verantwoordelijkheid. Liberale ideeën als vrije sex, vrij drugsgebruik et cetera kunnen een destructieve uitwerking hebben wanneer zij niet in de context van verantwoordelijkheid worden beleefd. Wanneer dat besef afwezig is, kan vrijheid zelfs uitgroeien tot haar eigen grootste vijand. Dat is de les die wij uit Dalrymples met met anekdotes doorspekte stukken kunnen trekken.
Als hij daardoor op sommigen (libertijnen?) overkomt als een 'angry old man', so be it.