Schrijven over een gebeurtenis als de aanslag in Oslo valt me niet makkelijk, maar het moet gebeuren. Na te hebben meegeschreven aan een redactioneel commentaar vandaag op Artikel7, bleef het geheel van deze aanslag nog door mijn hoofd spoken. Na mijn eerste afschuw te hebben verwerkt in dat commentaar, had ik ruimte om andere aspecten van deze aanslag te overdenken. En dat leverde me voldoende verrassende inzichten op om er hier apart op terug te komen.
Wat door de door de dader op internet gepubliceerde opinies ondersneeuwt, is dat de aanslag in Oslo eigenlijk een klassieke politieke aanslag was. In de traditie van de aanslag in Oklahoma City door Timothy McVeigh, en de aanslagen van bijvoorbeeld de IRA in Ierland. Ook de aanslagen door anarchisten van een eeuw geleden tonen een sterke gelijkenis. Frans-Ferdinand in Sarajevo, en zo.
Doelwitkeus
In de eerste plaats gaat het me dan op het doelwit. De Noorse dader richtte zich specifiek op het kantoor van de Noorse premier, en de jeugdafdeling van diens partij. De basis van het gezag, dat de door hem verafschuwde politiek ondersteunde. Terreur, gericht op de steunpilaren van het beleid. Het multiculturele beleid, dat recentelijk door veel West-Europese leiders ter discussie werd gesteld, in tegenstelling tot in landen als Noorwegen en Zweden.
In die zin vind ik het een opluchting te constateren dat het geen aanslag was die je kunt kenmerken als racistisch. Ik begrijp dat niet iedereen dit direct zal beseffen, juist omdat de dader zich in de eerste plaats verzette tegen de multiculturele samenleving. Maar naar vandaag bekend werd, was een belangrijk oogmerk van deze aanslag een revolutie te ontketenen. Mogelijk op de manier waarop de bovengenoemde aanslag op aartshertog Frans-Ferdinand de Eerste Wereldoorlog tot gevolg had. Een werkelijk racistische aanslag daarentegen had ongetwijfeld een moskee tot doel gehad. Ook in Noorwegen, zeker in Oslo, zijn die in ruime mate voorhanden.
De historische context
Echter, juist doordat de aanslag een klassieke politieke aanslag was, is het tegelijkertijd een anachronisme. Het is een type aanslag dat er vanuit gaat, dat door de leider aan de top uit te schakelen, een verandering in het hele beleid kan worden bewerkstelligd. Aanslagen op vorsten als Hendrik IV van Frankrijk en Willem de Zwijger in Nederland, en talloze pogingen als het Guy Fawkescomplot waren tot op zekere hoogte effectief, omdat deze doelwitten de belichaming van een bepaald beleid waren. De anarchisten in de 19e eeuw bewezen dat dit toen al niet meer opging, zelfs niet in autocratische staten.
Sindsdien richt terrorisme zich op de man in de straat, omdat alleen de publieke opinie een verandering in een bepaald beleid kan afdwingen. Want als uit angst een bepaalde gedachte niet langer wordt verkondigd, is terreur effectief. In andere gevallen kun je het niet anders betitelen dan als uitingen van de ultieme frustratie van mensen die geestelijk de weg volledig kwijt zijn.
Door de keuze van doelwit wordt al duidelijk dat Anders Breivik een eenling was. Want wat ik hierboven schrijf over de keuze van doelwitten en de manier waarop terroristen pogen hun doelen te bereiken, is onder militanten een communis opinio. Om die reden zijn juist opiniemakers als Theo van Gogh en Ayaan Hirschi Ali door moderne terroristen nu tot doelwit gekozen.