Rustig aan dan breekt het lijntje (niet).
In de commentsecties klonk de afgelopen dagen minachting voor de doormodderstrategie. Het zou een slapjanussenaanpak zijn, ingegeven door het onnozele idee dat we met een langzaamaan aanpak de onvermijdelijke crisis wel zouden kunnen ontlopen. Nu is het een oude politieke wetmatigheid dat zelfs het domste idee doorgaans nog op goede overwegingen gebaseerd kan zijn. De doormodderstrategie vormt daar geen uitzondering op.
Toen de beleidsmakers begin 2010 met de Griekse crisis geconfronteerd werden, was verreweg de beste optie uiteraard om de Grieken gewoon uit de eurozone te zetten. Ze hadden een aanzienlijk deel van hun schulden kunnen afschrijven, hun munteenheid kunnen devalueren en zo op eigen kracht hun economie weer kunnen vlottrekken. Zonder pijn zou het bepaald niet zijn gegaan - volgens
berekeningen van ING zou de Griekse economie het daaropvolgende jaar met 7% krimpen; de Griekse financiele sector zou bovendien grotendeels failliet zijn gaan - maar na die aanvankelijke pijn zou al snel herstel kunnen volgen.
Toch koos men uiteindelijk ervoor de Grieken niet uit de eurozone te zetten. Daar waren enkele goede en een paar minder goede redenen voor te verzinnen. Om met de minst overtuigende te beginnen: de geloofwaardigheid, ja zelfs het voortbestaan van het Europese samenwerkingsproject zou in gevaar zijn gekomen als de Grieken uit de euro waren gezet. Waarop het antwoord uiteraard luidt: boeie.
Er waren echter ook wel degelijk fatsoenlijke argumenten tegen een Griekse exit. De vrees bestond bijvoorbeeld dat de de diepe recessie in Griekenland ook de economische groei in de rest van Europa nadelig zou beinvloeden. Bovengenoemde ING-studie schatte het effect van een Grieks failliet op een Europa-wijd groeiverlies van 1 procent euro-BBP. Omdat in de meeste Europese landen het economisch herstel nog broos was, zou een dergelijke onverwachte schok vrijwel zeker tot een nieuwe recessie leiden. Het was bovendien niet ondenkbaar dat de Europese financiele sector door het Griekse failliet een nieuwe kredietcrisis ingeduwd zou worden. Zelfs een relatief kleine investeerder als Nederland had er volgens
berekeningen van De Nederlandse Bank al voor 19 miljard aan investeringen uitstaan. Als die grotendeels moesten worden afgeschreven, zou een internationale paniekreactie onder investeerders niet te vermijden zijn - met alle gevolgen van dien voor Europese groei en werkgelegenheid.
Al met al bepaald geen wenkend perspectief. Men meende daarnaast ook wel degelijk over een alternatief te beschikken. Als de Griekse klap met een paar jaar kon worden uitgesteld, zou dat op allerlei manieren een positief verschil kunnen maken. Europese banken, pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen zouden die tijd kunnen gebruiken om hun posities in Griekse schuldpapieren af te bouwen om zo minder kwetsbaar te worden voor de gevolgen van een Grieks failliet. Door hun financiele reserves op te bouwen, zouden ze ook beter in staat moeten worden geacht een eventuele crisis te overleven. De Europese economieen zouden bovendien in diezelfde tijd voldoende hersteld moeten zijn om een asymmetrische schok te kunnen verwerken zonder automatisch terug te glijden in recessie. Het waren de overwegingen die uiteindelijk tot de doormodderstrategie leidden.
Het probleem zat hem in de veronderstellingen waarop deze strategie was gebaseerd. Men verwachtte bijvoorbeeld dat een eenmalig krachtig gebaar in de vorm van een hulpoperatie voor Griekenland van 110 miljard genoeg zou zijn om de rust op de internationale financiele markten te herstellen. Men verwachtte bovendien dat dit enorme bedrag genoeg zou zijn om alle Griekse financieringsbehoeften voor de daaropvolgende jaren af te dekken. Beide veronderstellingen bleken uiteindelijk niet te kloppen. De onrust op de markten nam alleen maar toe. Een speciaal noodfonds moest worden gecreeerd, een fonds dat inmiddels dankzij vergelijkbare 'reddings'-acties voor Ierland en Portugal alweer half leeg is. De Griekse economie bleek bovendien veel dieper in het slop te zitten dan destijds werd verondersteld. De economische krimp was groter dan verwacht, net als de Griekse schuld en het begrotingstekort.
De doormodderstrategie lijkt dus aan revisie toe. Van uitstel van een Grieks default tot 2013 kan zonder aanvullende maatregelen geen sprake meer zijn. De Griekse premier Papandreou heeft al verklaard dat zijn land
hooguit tot half juli geld heeft, daarna is de kas echt leeg. We kunnen de zaak misschien nog rekken door langere betalingsperioden en lagere rente overeen te komen met de bedelende Grieken, maar daarmee kopen we hooguit een paar maanden tijd. Wat dus te doen? Nog maar eens een zak geld naar Athene, in de hoop dat de berekeningen over groeicijfers, omvang van de schuld en het begrotingstekort nu wel kloppen? En zo ja, hoe lang gaan we dan door met betalen? En tot welk bedrag - of gaan we onszelf onbeperkt in de schulden storten om het zinkende Griekse (en Ierse, Portugese, Spaanse, ja misschien zelfs
Italiaanse) schip nog even boven water te houden?
De doormodderstrategie is al met al veel beperkter houdbaar gebleken dan de europese beleidsmakers hadden gehoopt. Een beslissing over een mogelijk Grieks default is hooguit nog enkele maanden weg. Het enige alternatief is, zoals ik gisteren al schreef,
bidden voor de wonderbaarlijke terugkeer van economische groei in de PIIGS-landen. Over wat een Grieks bankroet voor ons gaat betekenen morgen meer. Ik kan nu al verklappen dat dat geen vrolijk verhaal gaat worden.