Feit: wat 'inkomensverdeling' betreft verloor de afgelopen halve eeuw alleen de 10% rijkste Nederlanders terrein. De winst ging naar de 30% armste Nederlanders.
Volgens sommige politieke partijen die graag fact-free politics bedrijven kent Nederland een toenemende inkomensongelijkheid. Het is één van die riedeltjes die je zo vaak hoort, dat je haast gaat geloven dat het waar is. Tot je daadwerkelijk de statistieken erop naslaat.
In de interactieve grafiek hieronder is te zien welk deel van het totale besteedbare inkomen in Nederland toekomt aan elk deciel (10% van de Nederlandse bevolking). De grafiek is gebaseerd op statistieken uit deze paper die zich weer baseert op dit boek (voor 1959-1984) en het, daarop voortbordurende, Inkomenspanelonderzoek van het CBS (voor 1985-2000).
Door op de ruimte van de grafiek te klikken wordt de data geladen.
Wanneer alle decielen geselecteerd worden (meerdere decielen selecteren kan met de control- of shift-toets), dan valt direct de afname van het aandeel in het totale besteedbare inkomen van het hoogste deciel, de 10% rijksten, op. Opvallend is echter dat het aandeel van geen van het vierde tot en met negende deciel beduidend toeneemt. De winst gaat naar het derde en het tweede deciel. Het aandeel van het eerste deciel, de 10% armsten, neemt vanaf 1989 iets af, maar dat zou, aldus de schrijver van de paper, ook deels een statistisch effect geweest kunnen zijn: vanaf dat jaar werd het Inkomenspanelonderzoek van het CBS namelijk gekoppeld aan de gegevens van de IBG, waardoor studenten beter waar werden genomen.
Voor een groter beeld kan overigens op de titel van de grafiek (of gewoon hier) geklikt worden. Dan kan ook de waarde bij het jaar 1959 op 100 gezet worden (door rechtsonder 'Relative: Set Start= 100' aan te vinken), zodat de ontwikkeling van het aandeel in het totale besteedbare inkomen van elk deciel relatief aan het aandeel in 1959 in beeld gebracht wordt. Wie dat doet en vervolgens alle tien de decielen selecteert, ziet nog duidelijker dat er maar één deciel duidelijk op achteruit gegaan is van 1959-2000: de 10% rijksten.
Hier kunnen bovendien twee opmerkingen bij geplaatst worden: het ging hierboven steeds over winst en verlies in termen van 'inkomensverdeling'. In de periode 1959-2000 is de in totaal 'te verdelen' koek natuurlijk ook enorm gegroeid. Een tweede punt is dat de inkomensverdeling niet statisch is: wie vandaag tot de rijkste 10% (of armste 10%) behoort, kan morgen in het negende deciel of nog lager (of tweede deciel of nog hoger) vallen. Beide punten maken de zorgen over een - dus niet bestaande - toenemende inkomensongelijkheid zowaar nog minder relevant.
Vanaf 2000 meet het CBS de inkomens anders, waardoor moeilijk te vergelijken is met voor 2000. Wie echter de gegevens van 2000 tot en met 2009 bij het CBS naslaat (de grafiek hieronder is op deze gegevens gebaseerd), ziet dat er het afgelopen decennia weinig spannends is gebeurd. Wel daalt het aandeel van de 10% rijksten iets verder, maar deze keer ten faveure van het achtste en negende deciel.
De conclusie mag helder zijn: wie beweert dat Nederland een toenemende inkomensongelijkheid kent - en dit ook nog eens, om het nog treuriger te maken, onderbouwt met "De inkomens van topmanagers stegen de afgelopen jaren explosief. Tegelijkertijd moeten honderdduizenden huishoudens al jaren rondkomen van een minimuminkomen." - bedrijft niets anders dan fact-free politics.