Onlangs publiceerde het PCCC (Platform Communication on Climate Change) het jaarlijkse rapport, 'De staat van het klimaat 2010'. Hierin worden actueel onderzoek en beleid nader verklaard.
Het rapport is helder geschreven en grotendeels goed toegankelijk voor een breed publiek. Het bevat een schat aan informatie te veel om op te noemen. Ik pik er slechts een aantal elementen uit:
- recente wetenschappelijke literatuur;
- belangrijke klimatologische ontwikkelingen van de laatste tijd;
- de verwikkelingen rond de Climatic Research Unit van de Universiteit van East Anglia ('Climategate') en het VN-klimaatpanel (IPCC);
- de kosten en baten van een klimaatbeleid;
- het verloop van de wereldwijde onderhandelingen met als hoogtepunten (misschien beter: dieptepunten) de klimaatconferenties van Kopenhagen en Cancun.
Voor het eerst is ook uitvoerig aandacht geschonken aan klimaatsceptische opvattingen. In het bijzonder geldt dat voor het boek van Marcel Crok (ook en niet toevallig 'De staat van het klimaat' geheten) en verschillende artikelen uit het speciale themanummer van het Britse tijdschrift 'Energy & Environment', dat onder de gastredactie van Arthur Rörsch is verschenen.
Vele wetenschappers hebben bijdragen geleverd aan het rapport. De hoofdauteurs zijn: Rob van Dorland, Wieke Dubelaar-Versluis en Bert Jansen.
In vergelijking met voorgaande rapporten is de nieuwe publicatie een stuk minder alarmistisch en evenwichtiger. Maar het geloof in de menselijke broeikashypothese (AGW = Anthropogenic Global Warming) staat nog steeds fier overeind.
Het is altijd nuttig om niet alleen te kijken naar wat er wèl in zo'n rapport staat, maar ook naar wat er niet in staat.
Zo heb ik bijvoorbeeld verwijzingen gemist naar het nieuwste onderzoek van astronomen als Kees de Jager en Silvia Duhau, die een nieuw Maunder Minimum, dus afkoeling, verwachten.
Het rapport schenkt uitvoerig aandacht aan het werk van Miskolczi met betrekking tot de klimaatgevoeligheid (het temperatuureffect van een verdubbeling van de CO2 concentratie in de atmosfeer) en het werk van Dick Thoenes over de rol van verdamping op de aardse temperatuur. In beide gevallen wijzen de auteurs de daarin gepresenteerde opvattingen af. Maar het rapport schenkt geen aandacht aan het recente werk van Noor van Andel, Richard Lindzen en Roy Spencer.
Weliswaar schenkt het rapport aandacht aan 'Climategate' maar nergens distantiëren de auteurs zich van de handelswijze die daarbij aan het licht is gekomen. Zij stellen vast dat alle onderzoekscommissies hebben geconstateerd dat er geen sprake was van malafide praktijken. Maar de auteurs tonen verder geen aandrang om wat dieper te graven. Zij negeren het enige rapport dat gedetailleerde informatie heeft gegeven over waar, hoe en wanneer de leden van het Climategate-team over de schreef zijn gegaan.
Wat betreft de rol van antropogeen CO2 herhalen zij de IPCC-mantra dat het voor meer dan 90% zeker is dat meer dan de helft van de opwarming van de aarde die sinds 1950 heeft plaatsgevonden, op het conto van de mens dient te worden geschreven. De auteurs vermelden echter niet dat deze uitspraak afkomstig van een kerngroep van enkele tientallen wetenschappers binnen het IPCC en gebaseerd is op 'expert judgement'. Dat betekent dus dat deze stelling niet wetenschappelijk is bewezen. Hoe zou dat ook kunnen? Er is geen enkele objectieve wetenschappelijke methode die zo'n uitspraak zou kunnen rechtvaardigen.
Er is de laatste tijd veel kritiek gekomen op de betrouwbaarheid van klimaatmodellen. Op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat deze geen voorspellende waarde hebben. Maar in het rapport wordt aan deze kritiek voorbij gegaan.
Wat de kosten en baten van het klimaatbeleid betreft legt het rapport de nadruk op studies die lage kosten en hoge baten suggereren. Hierbij wordt het grootste deel van de milieueconomische literatuur, waarin een tegengesteld standpunt wordt ingenomen, genegeerd. In het rapport wordt een jaarlijkse BBP-verlies als gevolg van klimaatbeleid van 0,12% genoemd. Maar zelfs het recente EU-rapport terzake raamt de jaarlijkse additionele investeringen van het klimaatbeleid op 1,5% van het BBP (om nog maar te zwijgen van andere kosten). Naar dat rapport wordt niet verwezen. (Maar dat zal waarschijnlijk wel komen omdat het pas onlangs openbaar is gemaakt.)
Nergens in het rapport wordt melding gemaakt van het feit dat het huidige klimaatbeleid geen enkel waarneembaar effect zal hebben op de gemiddelde wereldtemperatuur en dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat het huidige Kyoto-verdrag met bindende verplichtingen voor de reductie van CO2-uitstoot een wereldwijde opvolger zal krijgen. Vele pagina's worden gewijd aan het Europese emissiehandelssyteem (ETS). Nergens wordt echter vermeld dat dit systeem geen enkel meetbaar klimaateffect zal hebben.
Dat zijn allemaal cruciale brokjes informatie die politici en beleidsmakers nodig hebben om rationele beslissingen te kunnen nemen. Door het achterhouden van deze informatie, worden zij op het verkeerde been gezet. Het gevolg is dat zij besluiten tot een klimaatbeleid dat een vermogen kost, doch geen enkel meetbaar effect heeft op het klimaat.
Ondanks kritiek lijkt mij het rapport toch aanbevolen leesvoer voor klimatofielen van alle gezindten.
Zie ook het commentaar van Marcel Crok.
Het PCCC-rapport is hier te vinden.