Hoge cultuur, maar dat mag je niet zeggen.
Schitterende bijdragen hier op DDS over de vraag of het Westen ten onder gaat aan China, India en de Islamitische wereld. Oswald Spengler, men leze zijn Der Untergang des Abendlandes van kaft tot kaft, leeft. Zonder vervelend genuanceerd te willen doen, denk ik dat Dirk Jan gelijk heeft als hij stelt dat het Westen helemaal niet op zijn laatste benen loopt, terwijl ik met Joost meega als hij wijst op de welhaast decadente vermoeidheid die zich van ons meester lijkt te hebben gemaakt. Geen cultuur kan zich zo oprecht en tegelijkertijd zo ten onrechte ten grave dragen als de westerse.
Het lijden karakteriseert volgens Oswald Spengler de Avondlandse mens. Der abendländische Mensch zoekt en lijdt, op zichzelf teruggeworpen, terwijl hij zich voelt overgeleverd aan vreemde krachten die groter zijn dan hijzelf. Deze levenshouding brengt grootse dingen tot stand, maar is tegelijkertijd de kiem voor het lijdzaam ondergaan van een gespeculeerde toekomst.
Ik schrijf hier op DDS al enige tijd de hosanna-verhalen over China de grond in. Praten over China als ware het het nieuwe land van onbeperkte mogelijkheden en ongekende groei is vaak het gevolg van weinig inzicht in de economische situatie van de pseudo-communisten. Het gaat China economisch niet zo exceptioneel voor de wind als een hele batterij onheilspredikers ons wil doen geloven. Zo lijdt China, paradoxaal genoeg, aan een toenemend
bevolkingstekort dat funest is in combinatie met de notoir lage Chinese arbeidsproductiviteit. Daarnaast wordt Chinese arbeid steeds duurder: outsourcing naar China wordt net zo makkelijk outsourcing naar Vietnam. En niet alleen heeft duurdere Chinese arbeid gevolgen voor omliggende Aziatische landen, maar ook voor de sociale rust in China zelf. In de steden wordt nog altijd significant meer verdiend dan landinwaarts. Nu niet-staatsgeleide media steeds verder doordringen in de Chinese samenleving, nemen honderden miljoenen Chinezen daar kennis van. Dat zijn er genoeg om smeulend ongenoegen tot een massale opstand te doen uitgroeien. Ook sociaal is het in China dus niet de pais en vree die de staatsomroep ons voorschotelt.
En dan die vermaarde economische groei die de Chinezen aan de dag hebben gelegd. Het is waar dat het ze beter gaat dan ooit. Maar tegen een prijs. Niets is gratis, ook niet voor de Chinezen. Dat krijg je die defaitistische westerlingen echter moeilijk aan het verstand geprutst. China kampt met
te hoge inflatiecijfers. Explosieve economische groei gaat daar nu eenmaal mee gepaard. Hoge inflatie levert bubbels op, vooral op de vastgoedmarkt. Zulks hebben we in de jaren tachtig gezien in Japan.
China is
het Japan van vijfentwintig jaar geleden. Ook toen was men in het Westen als de dood ten onder te gaan aan de Japanners. Alleen liep het niet zo best af met onze Sony-vrienden: ze zakten door het ijs na een vastgoed- en grondprijzenbubbel. Op het hoogtepunt daarvan was de grond waarop het Keizerlijk paleis in Tokio stond, even veel waard als heel de stad New York. Dat is speculatie voor gevorderden. Nadat die bubbel echter barstte, zit Japan op een plateau van matige economische groei waar het niet vanaf komt. En dan te bedenken dat men in de jaren tachtig van de vorige eeuw dacht dat de Verenigde Staten en Europa binnen de kortste keren uitgekocht zouden worden door die koddige telelens-toeristen.
Japan destijds en China nu maken duidelijk dat zich in het Westen een diepe angst heeft geïnstitutionaliseerd om ten onder te gaan aan vreemde machten en dito culturen. En dat is kenmerkend voor een cultuur die aan het einde van haar Latijn is, zo doceert Spengler. Nu ik me toch waag aan een beetje Spengler-exegese: de ondergang van een cultuur manifesteert zich in cultuurrelativisme. 'Als culturen elkaar beginnen te begrijpen, houden ze op te bestaan.' En wij zijn andere culturen maar al te goed gaan begrijpen. Althans, dat denken we. In beginsel is dat natuurlijk onmogelijk. Onze vermoeidheid en onwil om nog te staan voor de eigen cultuur heeft echter groteske vormen aangenomen. Het Westen heeft vreemde culturen als de Islamitische en Chinese van privileges voorzien. Als wilden we ermee zeggen: gaan jullie maar voor, onze tijd is geweest.
Spenglers methode om culturen in kaart te brengen biedt een buitengewoon diep inzicht in die culturen en de huidige tijd als zodanig, zijn diagnose deel ik echter niet. Het Westen gaat nog lang niet ten onder. Het gaat namelijk beter met ons en slechter met onze opponenten dan wij denken te weten. Industriële en innovatieve macht liggen nog steeds bij het Westen. Volgens Spengler is de cultuur waaruit dergelijke inventiviteit en innovatie ontspringt, er zelfs een voorwaarde voor. Als hij daarin gelijk heeft, is dat geen vrijbrief om achterover te leunen maar wel een aansporing om het defaitisme te laten varen.
Aan dit artikel heeft Pauline van Wierst meegewerkt.