Mensenrechten worden in toenemende mate oneigenlijk gebruikt om de democratische besluitvorming in de wielen te rijden en de samenleving te ondermijnen. Een sterk staaltje hiervan was
de uitspraak onlangs van het Haagse gerechtshof waardoor de ontruiming van een aantal kraakpanden moest worden afgeblazen. Met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de hand oordeelde het Hof dat de krakers de gelegenheid had moeten worden geboden de ontruiming juridisch aan te vechten. Deze bizarre uitspraak heeft menigeen naar adem doen happen omdat hij lijnrecht indruist tegen het rechtsgevoel. Gelukkig ging het hier uiteindelijk slechts om een materiële kwestie.
Maar dit soort rechterlijk activisme steekt soms ook de kop op in zaken waarbij sprake is van een geweldsmisdrijf. In Groot-Brittannië ontstond de afgelopen dagen grote
opschudding na een gerechtelijke uitspraak over de verblijfsstatus van een uitgeprocedeerde asielzoeker die een 12-jarig meisje had doodgereden en vervolgens was doorgereden (zie
hier voor een Nederlandse versie). Pogingen om de dader na het uitzitten van zijn straf van vier maanden (a shockingly lenient sentence that again exposes the cowardice of our legal system) het land uit te zetten, stuitten op rechters die oordeelden dat het recht op gezinsleven in dit geval moest prevaleren:
Despite his appalling crime two judges at an Immigration Tribunal claimed that any attempt to throw Ibrahim out of this country would be a breach of his human rights because he has fathered two children in Britain since the incident. According to the perverted morality of European law, therefore, his right to family life has to be protected. This ruling is an affront. It is an outrage that the rights of a foreign killer should be given more priority than those of a loving British family who have been denied any form of justice over their childs death.
De mensenrechten, en daaraan gerelateerde instituties als het EVRM en het Hof in Straatsburg, zijn ooit ingesteld als reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Het ging erom een nieuwe Hitler tegen te houden. Dit laatste heb ik niet zelf bedacht, maar was een onweersproken gebleven uitspraak tijdens
een recent debat tussen rechtsgeleerden op de Leidse Universiteit. Wie zal tegen zo een nobele doelstelling bezwaar maken? Maar gelet op het voorgaande dringt de conclusie zich op dat we in dit streven zo langzamerhand toch te ver zijn doorgeschoten. In ieder geval kan ik in die brave burgemeester Eberhard van der Laan, die een paar kraakpanden wilde laten ontruimen, met de beste wil van de wereld geen nieuwe Hitler zien.